Formuleren: verwijswoorden

Nederlands vwo 4
Leerdoel: je kent de belangrijkste regels voor verwijswoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands vwo 4
Leerdoel: je kent de belangrijkste regels voor verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Programma

Theorie verwijswoorden
Verwijswoordenquiz
Nieuwe verwijswoorden
Onderzoekje
Afsluiting


Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden 

De-woorden
Het-woorden

Slide 3 - Tekstslide

Verwijzen naar een de-woord
Je gebruikt deze en die als aanwijzend voornaamwoord

Mannelijk: je gebruikt hij of hem als persoonlijk voornaamwoord en zijn als bezittelijk vnw.

Vrouwelijk: je gebruikt zij of ze als pers. vnw. en haar als bez. vnw.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe herken je een vrouwelijk de-woord?
Aan de betekenis: koningin, juf, kip.
Het is een abstract woord: waarde, logica, zekerheid.
Woorden met een achtervoegsel (suffix) zijn bijna altijd vrouwelijk:
wiskunde, politie, apparatuur, puberteit, razernij.

Slide 5 - Tekstslide

Verwijzen naar een het-woord
Een het-woord is onzijdig
Je verwijst ernaar met:

Het als persoonlijk voornaamwoord
Dit, dat als aanwijzend voornaamwoord
Zijn als bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Opdrachtje: verwijswoordenquiz
In de volgende quiz zie je telkens een zin waarin een verwijswoord ontbreekt.
Kies het juiste verwijswoord. Let op de volgende kenmerken:
Is het een de- of het-woord?
Wat is het woordgeslacht?
Is het enkelvoud of meervoud?

Slide 7 - Tekstslide

Het team heeft ... leden uit alle lagen van de bevolking gerekruteerd
A
haar
B
zijn

Slide 8 - Quizvraag

De ondernemingsraad heeft de uitslag van de enquête bekend gemaakt aan ... leden.
A
haar
B
zijn

Slide 9 - Quizvraag

Helaas heeft de vereniging ... penningmeester wegens verduistering van zijn taak ontheven.
A
haar
B
zijn

Slide 10 - Quizvraag

Dirk is onschuldig, ... treft geen blaam
A
hem
B
haar

Slide 11 - Quizvraag

Het internaat heeft een fraaie ligging. ... is in een mooi landschap gesitueerd.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 12 - Quizvraag

Even waren de bewoners dakloos, maar de gemeente heeft ... snel in hotels ondergebracht.
A
ze
B
hen
C
hun

Slide 13 - Quizvraag

Ik ga morgen naar mijn ouders, maar ik ga ... nog niets vertellen.
A
ze
B
hen
C
hun

Slide 14 - Quizvraag

Ouders kijken steeds kritischer naar welke school bij ... kind past.
A
ze
B
hen
C
hun

Slide 15 - Quizvraag

Thea van Dijk, ... in maart zeshonderd schooldirecteuren ontving op haar kantoor.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 16 - Quizvraag

... rust de verdenking? Zou Holleeder het gedaan kunnen hebben?
A
waarop
B
op wie
C
op wat

Slide 17 - Quizvraag

Ze bespraken diverse dingen, maar weet jij nou ... ze het precies hadden?
A
waarover
B
over wie

Slide 18 - Quizvraag

De bouwcommissie stelt in ... rapport enkele alternatieven voor.
A
zijn
B
haar

Slide 19 - Quizvraag

Nieuwe genderneutrale verwijswoorden
Onze taal blijft natuurlijk veranderen. Hoe verwijs je naar personen als je niet zeker weet hoe die zich identificeert?
Hen (pers. vnw.: hun)
Die (pers. vnw: diens)

Er komen weer enkele vragen. Welke vorm voelt het natuurlijkst aan?

Slide 20 - Tekstslide

De bakker sluit ... bakkerij.
hen
hun
die
diens

Slide 21 - Poll

... gaat vanmiddag ook mee op café.
hen
hun
die
diens

Slide 22 - Poll

Marijn is naar huis, ... wilde graag spijbelen.
hen
hun
die
diens

Slide 23 - Poll

Ik gaf ... een bos bloemen
hen
hun
die
diens

Slide 24 - Poll

Die beker is van ...
hen
hun
die
diens

Slide 25 - Poll

De bovenstaande vragen gaan vooral over ...
A
de taalnorm
B
de taalwerkelijkheid
C
het eigen taalgevoel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is nu nog moeilijk met het gebruik van hen/hun of die/diens als genderneutraal verwijswoord?

Slide 27 - Open vraag

Afsluiting
Verwijzen: let op de- of het-woord.
Vrouwelijk de-woord: abstract of met achtervoegsel.

Maak je buiten school niet druk om de taalnorm, maar wel om de taalwerkelijkheid en je taalgevoel.

Slide 28 - Tekstslide