taalonderzoekjezo.nl

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Taalonderzoekjezo.nl 
https://www.taalonderzoekjezo.nl/

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1 Kennismaken (‘Een meisje die’)
Fase 1.1 kennismaken : Column lezen over ‘een meisje die’: hoe leven dit soort taalkwesties in de maatschappij? 
Fase 1.2 verdiepen : En wat zijn de regels voor woordgeslacht in het Nederlands? (kennismaken met een taaladviesdienst) 
Fase 1.3 toepassen: Waarom is ‘het meisje die’ volgens de regels fout, en waarom wordt deze fout vaak gemaakt? 
Fase 1.4 afsluiten : Wat ga je op basis van dit uitgangspunt concreet onderzoeken in de volgende twee stappen van de verkenning? 

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1, fase 1:
1. Eigen antwoord, inclusief toelichting.
2. Eus noemt zichzelf een ‘taalnazi’ om aan te geven dat hij andere mensen vaak corrigeert op ‘fout’ taalgebruik. Hij vindt dat mensen zich aan de taalregels moeten houden, omdat fouten zouden leiden tot taalverloedering.
3. ‘Meisje’ is een onzijdig woord, een ‘het-woord’, en naar het-woorden wordt verwezen met
het betrekkelijk voornaamwoord ‘dat’ in plaats van ‘die’. 
4. ‘Meisje’ is een aanduiding voor een (vrouwelijk) persoon en veel mensen vinden het vreemd
om naar een persoon te verwijzen met een onzijdig verwijswoord (‘dat’), daarom voelt verwijzen met ‘die’ voor veel mensen natuurlijker aan.  

Slide 4 - Tekstslide

Stap 1 Kennismaken (Woordsoort verkennen)
Fase 1.1 kennismaken: Welk taalverschijnsel staat centraal? Leerlingen leren het taalverschijnsel (wederkerend voornaamwoord) kennen. 
Fase 1.2 verdiepen:  Hoe kun je door naar een taaladvies(dienst) te kijken meer te weten komen over dit verschijnsel? 
Fase 1.3 toepassen: In welke vormen kan een wederkerend voornaamwoord volgens de taaladviesdienst voorkomen? 
Fase 1.4 afsluiten:  Wat ga je op basis van dit uitgangspunt concreet onderzoeken in de volgende twee stappen van de verkenning? (van onderwerp naar concrete onderzoeksvraag)

Slide 5 - Tekstslide

Stap 1, fase 1:
1. Een verplicht wederkerend werkwoord moet altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben (zich vergissen), een toevallig wederkerend werkwoord kan zowel met als zonder een wederkerend voornaamwoord voorkomen (wassen). Je kunt zeggen “Ik vergis me”, maar niet *“Ik vergis”. Je kunt zeggen “Ik was me(zelf)” maar óók “Ik was mijn kleren”. 

  1.  Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan het voornaamwoord in de zelf-vorm gebruikt worden: “Ik was mezelf”, bij verplicht wederkerende werkwoorden kan dat niet: *“Ik vergis mezelf”. 

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1, fase 2:
3. Een wederkerend voornaamwoord zoals zich verwijst terug naar het onderwerp van de zin,
een wederkerig voornaamwoord zoals elkaar drukt uit dat twee personen een wederzijdse handeling verrichten.
4. Het wederkerend voornaamwoord kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het
onderwerp van de zin: eerste, tweede of derde persoon enkelvoud of meervoud. Het 
wederkerend voornaamwoord kan volgens de taaladviesdienst van Onze Taal in de volgende
vormen voorkomen:
enkelvoud meervoud
eerste persoon me(zelf), mij(zelf) ons(zelf)
tweede persoon je(zelf), u(zelf)/zich(zelf) je(zelf), u(zelf)/zich(zelf)
derde persoon zich(zelf) zich(zelf)
5. De vormen met zelf krijgen meer nadruk. 

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2
Iedereen gaat nu weer verder met zijn/haar eigen onderzoek. Volgende les krijg je de opzet voor het verslag en heb je een thema met minstens een boek bedacht.

Slide 8 - Tekstslide

beschouwing schrijven
Zie Teams

Slide 9 - Tekstslide

wetenschappelijk artikel
I staat voor inleiding(introductie onderwerp);
M voor methode (hoe ben je aan de taalwerkelijkheid gekomen);
R voor resultaten( welke taalvariatie zie je, druist dit tegen jouw taalgevoel in?);
D voor discussie(wat heb je gevonden?hoe  verhouden de taalnorm, taalwerkelijkheid en je eigen taalgevoel zich).

Slide 10 - Tekstslide

Daarmee heb je in deze verkenning niet alleen geleerd hoe je onderzoek kunt doen naar taalvariatie aan de hand van een online grammatica en een online corpus, maar heb je ook geleerd dat de taalnormen die je leert op school of via een taaladviesdienst (zoals die van Onze Taal of de Taalunie) niet altijd een goede afspiegeling zijn van de taalwerkelijkheid (het taalgebruik zoals dat daadwerkelijk voorkomt in het taalgebied). Verder kun je aan de hand van dit onderzoek laten zien dat er taalvariatie is. Wat is jouw taalgevoel over deze kwestie?


Slide 11 - Tekstslide