14.3 Katrollen en takels.

Welkom! 
Welkom
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?

- Huiswerk check
- Herhaling van par 14.2
- Leerdoelen van par 14.3
- Instructie par 14.3
- Samen oefenen met lessonup
- Zelfstandig werken 
- Huiswerk schrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling Par 14.2
Korte practicum 
(15 min)
Lees het werkblad goed door!
Voer daarna de opdrachten uit. 
Klaar? Zit rustig en wacht op de instructie van de docent. 

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Par 14.3 Katrollen en takels

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis
Bewering 1:
Een katrol vermindert de hoeveelheid werk die je moet doen bij het optillen van een zware lading.

Bewering 2:
Met een takelsysteem kun je een zwaardere lading tillen zonder extra kracht in te zetten.

Bewering 3:
Als je een enkele katrol gebruikt, verandert de richting van de kracht maar niet de hoeveelheid kracht die je moet uitoefenen.

Slide 5 - Tekstslide

https://schooltv.nl/video-item/takels-en-katrollen-hulpmiddelen-om-zware-voorwerpen-gemakkelijk-op-te-tillen

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
14.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met een vaste katrol en met een losse katrol.
14.3.2 Je kunt met een tekening uitleggen hoe een takel in elkaar zit.
14.3.3 Je kunt uit het aantal katrollen van een takel afleiden hoeveel keer de hijskracht wordt vergroot en hoeveel keer de hijsafstand wordt verkleind.
14.3.4 Je kunt berekeningen uitvoeren met de rekenregel voor takels.

Slide 7 - Tekstslide

Vaste katrol


Een vaste katrol draait de richting van de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.


Kracht en lengte touw blijven gelijk


Slide 8 - Tekstslide

Losse katrol
  • Een losse katrol maakt ons sterker. Halveert de kracht
  • De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.
  • Kijk goed naar de last van 600 N. Hoeveel touwen hangt de last?

Slide 9 - Tekstslide

Katrollen en Takels

Slide 10 - Tekstslide

Katrollen en Takels
De massa van de last 
is 120 kg.
De lastkracht is 1200 N.
De werkkracht = lastkracht : N

N= aantal katrollen of het aantal touwen. 

Slide 11 - Tekstslide

Katrollen en Takels
Winst en verlies
De werkkracht neemt af met het aantal katrollen/touwen.

De hijslengte van het touw neemt juist toe.
Hijslengte = optilhoogte last x N (aantal katrollen/touwen) 

Slide 12 - Tekstslide



Slide 13 - Tekstslide

Quizvragen

Slide 14 - Tekstslide

Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Een combinatie van vaste en één of meerdere losse katrollen
noem je een ...
A
Takel
B
hefboom

Slide 16 - Quizvraag

De kracht bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel katrollen heb je nodig als je 200N aan kracht levert en je wilt 1200N ophijsen?
A
1
B
4
C
6
D
8

Slide 18 - Quizvraag

De lengte van het touw bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk

Slide 19 - Quizvraag

Maak de opdrachten 1 t/m 8 van 14.3
Klaar?Maak testjezelf van 14.3
Zelfstandig aan het werk
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Samenvatting
14.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met een vaste katrol en met een losse katrol.
14.3.2 Je kunt met een tekening uitleggen hoe een takel in elkaar zit.
14.3.3 Je kunt uit het aantal katrollen van een takel afleiden hoeveel keer de hijskracht wordt vergroot en hoeveel keer de hijsafstand wordt verkleind.
14.3.4 Je kunt berekeningen uitvoeren met de rekenregel voor takels.

Slide 21 - Tekstslide

Hiernaast zie je een takel.

Sleep de juiste namen naar de katrollen.
losse katrol
vaste katrol

Slide 22 - Sleepvraag

Vul de juiste woorden in:
Tijdens het ophijsen van een voorwerp verricht je ............................
Een losse katrol ............................ de benodigde kracht maar ............................ de trekafstand.
De richting wordt hier ............................ veranderd.
Een vaste katrol ............................ de benodigde kracht en ............................ de trekafstand. De richting wordt hier ............................ veranderd.
arbeid
alveert
verdubbelt
wel
niet
behoudt
behoudt

Slide 23 - Sleepvraag

Katrollen en takels? Hoe wordt de werkkracht kleiner en de hijafstand langer?

Slide 24 - Open vraag

Hier zie je een vaste katrol. Wat doet deze vaste katrol?
A
Behoudt de werkkracht, en verandert de richting
B
Halveert de werkkracht. en verandert de richting

Slide 25 - Quizvraag

Bij welke afbeelding(en) gebruikt moet de schipper de zeil omhoog te trekken
A
a heeft de langste hijsafstand
B
b heeft de kortste hijafstand
C
b en c hebben gelijke hijsafstand
D
c heeft de langste hij hijsafstand

Slide 26 - Quizvraag

Je ziet drie takels
wat is waar?
A
afbeelding c heeft drie vaste katrollen
B
afbeelding b heeft 3 touwen

Slide 27 - Quizvraag

Je ziet drie takels.
Stel de lastkracht van het gewicht is 1800 N
Wat is NIET waar?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N

Slide 28 - Quizvraag

Je ziet drie takels.
Stel het gewicht heeft een massa van 180 kg dan is de lastkracht 1800 N
Wat is NIET waar over de werkkracht (pijl)?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N

Slide 29 - Quizvraag

Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de hijsafstand?
A
takel a 3 x, b, 4 x en c 6 x langere hijsafstand
B
takel a 3 x, b, 4x en c 6 x kortere hijsafstand
C
takel a, b, en c hebben een even lange hijsafstand

Slide 30 - Quizvraag

Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de lastkracht is 1200kN.
Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
200 kN

Slide 31 - Quizvraag

Er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de last wordt 2 meter omhoog getild. Hoeveel meter kabel moet de lier inhalen
A
24 m
B
6 m

Slide 32 - Quizvraag