In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Klas 3 katrollen
Slide 1 - Tekstslide
Vaste katrol
Een vaste katrol draait de richting van de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.
Kracht en lengte touw blijven gelijk
Slide 2 - Tekstslide
Losse katrol
Een losse katrol maakt ons sterker. Halveert de kracht
De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.
Kijk goed naar de last van 100 N. Hoeveel touwen hangt de last?
Slide 3 - Tekstslide
Katrollen en Takels
Slide 4 - Tekstslide
Katrollen en Takels
De massa van de last
is 120 kg.
De lastkracht is 1200 N.
De werkkracht = lastkracht : N
N= aantal katrollen of het aantal touwen.
Slide 5 - Tekstslide
Katrollen en Takels
De werkkracht meent af met het aantal katrollen/touwen.
De hijslengte van het touw neemt juist toe.
Hijslengte = optilhoogte last x N (aantal katrollen/touwen)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Een combinatie van vaste en één of meerdere losse katrollen noem je een ...
A
Takel
B
hefboom
Slide 8 - Quizvraag
De kracht bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel katrollen heb je nodig als je 200N aan kracht levert en je wilt 1200N ophijsen?
A
1
B
4
C
6
D
8
Slide 10 - Quizvraag
De hijsafstand (lengte van het touw) bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk
Slide 11 - Quizvraag
Hiernaast zie je een takel.
Sleep de juiste namen naar de katrollen.
losse katrol
vaste katrol
Slide 12 - Sleepvraag
Vul de juiste woorden in:
Tijdens het ophijsen van een voorwerp verricht je ............................
Een losse katrol ............................ de benodigde kracht maar ............................ de trekafstand.
De richting wordt hier ............................ veranderd.
Een vaste katrol ............................ de benodigde kracht en ............................ de trekafstand. De richting wordt hier ............................ veranderd.
arbeid
alveert
verdubbelt
wel
niet
behoudt
behoudt
Slide 13 - Sleepvraag
Katrollen en takels? Hoe wordt de werkkracht kleiner en de hijafstand langer?
Slide 14 - Open vraag
Hier zie je een vaste katrol. Wat doet deze vaste katrol?
A
Behoudt de werkkracht, en verandert de richting
B
Halveert de werkkracht.
en verandert de richting
Slide 15 - Quizvraag
Bij welke afbeelding(en) gebruikt moet de schipper de zeil omhoog te trekken
A
a heeft de langste hijsafstand
B
b heeft de kortste hijafstand
C
b en c hebben gelijke hijsafstand
D
c heeft de langste hij hijsafstand
Slide 16 - Quizvraag
Je ziet drie takels wat is waar?
A
afbeelding c heeft drie vaste katrollen
B
afbeelding b heeft 3 touwen
Slide 17 - Quizvraag
Je ziet drie takels. Stel de lastkracht van het gewicht is 1800 N Wat is NIET waar?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N
Slide 18 - Quizvraag
Je ziet drie takels. Stel het gewicht heeft een massa van 180 kg dan is de lastkracht 1800 N Wat is NIET waar over de werkkracht (pijl)?
A
De werkkracht van takel a is 600 N
B
De werkkracht van takel c 200 N
C
De werkkracht van takel b is 400 N
Slide 19 - Quizvraag
Je ziet drie takels. Hoe zit het met het aantal katrollen en de hijsafstand?
A
takel a 3 x, b, 4 x en c 6 x langere hijsafstand
B
takel a 3 x, b, 4x en c 6 x kortere hijsafstand
C
takel a, b, en c hebben een even lange hijsafstand
Slide 20 - Quizvraag
Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog. Stel de lastkracht is 1200kN. Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
200 kN
Slide 21 - Quizvraag
Er lopen 12 kabels omhoog. Stel de last wordt 2 meter omhoog getild. Hoeveel meter kabel moet de lier inhalen