2G2 - 18 maart - woorden taalcompleet B1 - 4.3

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolISK

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Nieuwe woorden leren
- Oefenen met de nieuwe woorden

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Ik weet wat de woorden van Taalcompleet 4.3 betekenen.

Ik kan de woorden gebruiken in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat
Waarom leren we nieuwe woorden?

Wat moet je doen om nieuwe woorden te leren?

Slide 4 - Tekstslide

aanraden / afraden
Een advies geven om iets wel te doen of om iets niet doen

Slide 5 - Tekstslide





aanraden

Zin: Ik ga op de fiets naar school. Dat kan ik echt aanraden




afraden

Zin: Ga je een hamburger bij McDonald's bestellen? Dat zou ik echt afraden.

Slide 6 - Tekstslide

aanraden / afraden
Een advies geven om iets wel te doen of om iets niet doen.

Je geeft een advies: het is jouw mening.

Slide 7 - Tekstslide

Ik zoek werk. Wat kan je mij aanraden?
A
Ga eens met je moeder praten!
B
Iedere dag 20 minuten leren
C
Ga naar het uitzendbureau.
D
een MBO opleiding

Slide 8 - Quizvraag

Welke opleiding raadt u mijn zoon aan?
A
Ga eens met je baas praten!
B
Iedere dag 20 minuten leren
C
Ga naar het uitzendbureau.
D
Een MBO opleiding

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb vaak ruzie met mijn collega, wat raad jij mij aan?
A
Ga eens met je baas praten!
B
Iedere dag 20 minuten leren
C
Ga naar het uitzendbureau.
D
Een MBO opleiding

Slide 10 - Quizvraag

beperkt
  • minder dan normaal
  • synoniem: weinig / niet zo veel
  • zin: Ik heb beperkt kennis van de Spaanse taal.

Slide 11 - Tekstslide

beperkt
  • Zin: Het aantal schoenen is deze kleur is beperkt, daardoor is deze kleur heel duur.

Slide 12 - Tekstslide

Blokkeren
Zin: Dit telefoonnummer belt mij elke dag. Als ik opneem, dan hangt de beller op. Ik ga dit telefoonnummer blokkeren.

Slide 13 - Tekstslide

Blokkeren
Zin: De weg is geblokkeerd door een vrachtwagen. 
Ik kan er niet langs.

Slide 14 - Tekstslide

Blokkeren

Slide 15 - Tekstslide

Dwingen
Iemand moet iets doen wat hij/zij niet wil.


Zin: De moeder dwingt het meisje om broccoli te eten.

Slide 16 - Tekstslide

Klikken (op)
Zin
Klik op Gmail, dan ga je naar je mail.

Slide 17 - Tekstslide

Verlopen

Het is niet meer geldig. Het werkt niet meer.
Zin
Mijn paspoort verloopt op 1 mei, dus ik moet snel een nieuw paspoort aanvragen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

namens 
uit naam van

Slide 20 - Tekstslide

Namens


Namens alle docenten: bedankt voor het leuke schooljaar! We vonden het heel leuk om jullie les te geven.

Slide 21 - Tekstslide

opgelucht
Zin: Ik voel me opgelucht
=
Ik ben blij dat het 
goed is gegaan.

Slide 22 - Tekstslide

het overzicht
  • Je kan alles goed zien
  • Iets wat duidelijk is
  • Een agenda, een planning op het bord
  • Ik heb géén overzicht; het is onduidelijk
  • Zin: Op het bord staat een overzicht van wat we moeten doen deze week.
  • Zin: Hij was het overzicht kwijt, het was erg verwarrend.

Slide 23 - Tekstslide

per ongeluk= ik deed het niet expres, het was niet de bedoeling bedoeling

Slide 24 - Tekstslide

Namens


Namens ae docenten: bedankt voor het leuke schooljaar! We vonden het heel leuk om jullie les te geven.

Slide 25 - Tekstslide

de service
Zin: Een goed bedrijf wil zijn klanten tevreden houden en heeft daarom een goede service.

Slide 26 - Tekstslide

Self service
Full service

Slide 27 - Tekstslide

uitzoeken 
  • kiezen uit verschillende mogelijkheden
  • scheidbaar werkwoord
  • Zin: In de bioscoop zocht ik zelf een plek uit.
  • Zin: Het meisje ging met haar moeder nieuwe kleding uitzoeken

Slide 28 - Tekstslide

Een vriend wil een auto kopen, hij moet 25.000 euro lenen.
A
Dat raad ik hem aan.
B
Dat raad ik hem af.

Slide 29 - Quizvraag

Een vriend wil een studie van 2 jaar doen. Hij is 32 jaar.
A
Dat raad ik hem aan.
B
Dat raad ik hem af.

Slide 30 - Quizvraag

Een vriend is boos op een man, hij wil vanavond met hem vechten
A
Dat raad ik hem aan.
B
Dat raad ik hem af.

Slide 31 - Quizvraag

Schrijfopdracht
- Trek een kaartje. Daarop staat een woord
- Maak in tweetallen een zin met het woord
- De linker persoon schrijft de zin, de rechter persoon leest de zin straks voor
- Maak een zin waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt

Bijvoorbeeld:
De emmer is rood.
timer
4:00

Slide 32 - Tekstslide

Schrijfopdracht
- Trek een kaartje. Daarop staat een woord
- Maak in tweetallen een zin met het woord
- De linker persoon schrijft de zin, de rechter persoon leest de zin straks voor
- Maak een zin waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt

Bijvoorbeeld:
De emmer is rood.
Ik vul de emmer met water, want ik ga de badkamer schoonmaken.
timer
4:00

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk woensdag 19 maart
                                         - Taalcompleet boek: maak opdracht 49, 50, 51, 52, 53, 54
                                            (Je kan hier in de les aan werken tot 12:45)

                     - Leer alle blauwe woorden van 4.3
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Afsluiting: de woorden die je vandaag hebt geleerd
Groene post-it: 
Welke woorden ken je al goed?

Oranje post-it: 
Welke woorden wil je nog oefenen?

Slide 35 - Tekstslide