In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
planning
SE2 13 t/m 27 (??) januari 2025
T3 - genetica
T8 - stofwisseling
T9 - DNA
T10 - voeding en vertering
+ PSE over enzymen
Slide 1 - Tekstslide
Thema 9 DNA
B1 Bouw en functie van DNA
Slide 2 - Tekstslide
planning
SE2 13 t/m 27 (??) januari 2025
T3 - genetica
T8 - stofwisseling
T9 - DNA --> deels herhaling dus ± 2 weken
T10 - voeding en vertering ± 3 weken
+ PSE over enzymen
Slide 3 - Tekstslide
Wat weten jullie al over DNA?
Slide 4 - Open vraag
Leerdoelen - BS1
Slide 5 - Tekstslide
begrippen BS1
DNA
genoom
plasmiden
nucleïnezuur
basenparing
basenpaar
dubbelstrengs DNA
helixsstructuur
chromosomen
niet-coderend DNA
Slide 6 - Tekstslide
DNA
desoxyribonucleïnezuur
zit in de celkern
bevat de instructies waarmee de ribosomen de eiwitten synthetiseren (produceren)
Slide 7 - Tekstslide
DNA
genoom
geheel aan erfelijke informatie in een cel
+/- 3,2 miljard bouwstenen (ACTG)
Slide 8 - Tekstslide
DNA
genoom
geheel aan erfelijke informatie in een cel
+/- 3,2 miljard bouwstenen (ACTG)
Slide 9 - Tekstslide
DNA - bouwstenen
nucleotiden (naar eerste ontdekking in nucleus)
nucleïnezuur
monosacharine = suiker: deoxyribose
fosfaatgroep
stikstofbase:
A = adenine
T = thymine
C = cytosine
G = guanine
Slide 10 - Tekstslide
DNA - DesoxyriboNucleicAcid - desoxyribonucleïnezuur
DNA is opgebouwd uit 4 verschillende bouwstenen (nucleotide); A,C,T,G
Het verschil tussen de 4 bouwstenen is een andere stikstofbase
A C T G
Slide 11 - Tekstslide
DNA - bouwstenen
nucleotiden:
aan elkaar gekoppeld
- lange keten - enkelstrengs DNA
Slide 12 - Tekstslide
Enkelstrengs DNA (ssDNA)
Door verschillende bouwstenen aan elkaar te koppelen ontstaat een lange keten (enkelstrengs DNA). Bij het koppelen wordt de fosfaat aan de desoxyribose (suiker) gekoppeld. De fosfaat en desoxyribose vormen een keten waar de stikstofbase uitsteken.
Slide 13 - Tekstslide
DNA - bouwstenen
nucleotiden:
aan elkaar gekoppeld
- lange keten - enkelstrengs DNA
- 2 ketens enkelsstrengs DNA worden d.m.v.
baseparing aan elkaar verbonden
A's met T's
C's met G's
Slide 14 - Tekstslide
Watson - Crick - Franklin
Slide 15 - Tekstslide
complementaire nucleotiden
Slide 16 - Tekstslide
DNA - bouwstenen
- 2 ketens enkelsstrengs DNA worden d.m.v.
baseparing aan elkaar verbonden
A's met T's
C's met G's
combi's: (BINAS 71)
AT (beide hoekig)
CG(beide rond)
Slide 17 - Tekstslide
dubbelstrengs DNA (dsDNA)
De stikstofbase van een enkelstrengs DNA molecuul kunnen binden met stikstof van een ander enkelstrengs DNA molecuul. Dit kan alleen wanneer de basen complementair zijn aan elkaar (tegenovergesteld) oftewel op elkaar passen.
Slide 18 - Tekstslide
Welke nucelotiden zijn complementair aan elkaar?
Slide 19 - Open vraag
wat is de complementaire base van: A (adenine)?
A
C (cytosine)
B
G (guanine)
C
A (adenine)
D
T (thymine)
Slide 20 - Quizvraag
wat is de complementaire base van: G (guanine) ?
A
C (cytosine)
B
G (guanine)
C
A (adenine)
D
T (thymine)
Slide 21 - Quizvraag
wat is de complementaire base van: T (thymine )?
A
C (cytosine)
B
G (guanine)
C
A (adenine)
D
T (thymine)
Slide 22 - Quizvraag
wat is de complementaire base van: C (cytosine)
A
C (cytosine)
B
G (guanine)
C
A (adenine)
D
T (thymine)
Slide 23 - Quizvraag
wat is complementair aan: TAGCAT
A
ACGTCT
B
ATCGTA
C
TAGCAT
D
TTCCAA
Slide 24 - Quizvraag
dubbelstrengs DNA (dsDNA)
Door binding van complementaire stikstofbasen ontstaat dus dsDNA. De vorm die dsDNA aanneemt wordt een helixstructuur genoemd.
Slide 25 - Tekstslide
dubbelstrengs DNA (dsDNA)
Vaak wordt dsDNA vereenvoudigt weer gegeven zoals hieronder
Slide 26 - Tekstslide
DNA
genoom
3,2 miljard bouwstenen (ATCG)
ATCG naast elkaar = sequentie
Slide 27 - Tekstslide
DNA
genoom
3,2 miljard bouwstenen (ATCG)
ATCG naast elkaar = sequentie
daarom zijn er stukken die coderen en niet-coderen
98,5% is niet-coderend DNA
1,5% codeert dus wel = gen
Slide 28 - Tekstslide
DNA
niet-coderend DNA
stukken die veel herhaald worden
repetitief DNA
heeft wel een functie!
- regulatie
- bescherming
Slide 29 - Tekstslide
DNA - waar?
celkern
kernDNA
mitochondriën
mtDNA
chloroplasten
cDNA
andere plastiden
Slide 30 - Tekstslide
DNA - waar? + hoe?
celkern - chromosomen
kernDNA
mitochondriën - circulair
mtDNA
chloroplasten - circulair
cDNA
andere plastiden
Slide 31 - Tekstslide
Genoom - al het DNA in de cel
eukaryoot - cel met een kern bijvoorbeeld, plant, dier, schimmel
genoom dierlijke cel:
kernDNA
mitochndriaal DNA(mtDNA)
genoom plantaardige cel:
kernDNA
mitochndriaalDNA (mtDNA)
DNA in bladgroenkorrels
Slide 32 - Tekstslide
Genoom - al het DNA in de cel
prokaryoot = cel zonder kern, bijvoorbeeld een bacterie
Bij een prokaryoot ligt het DNA in het cytoplasma als een cirkel (circulair DNA) Daarnaast bevat een bacterie vaak ook korte stukjes circulair DNA (plasmide)
Slide 33 - Tekstslide
circulair DNA
mitochondriën en
chloroplasten hebben
circulair DNA
net als bepaalde bacteriën
en virussen
deze kunnen onafhankelijk
functioneren door eigen DNA!
Slide 34 - Tekstslide
DNA in getallen
Een mens heeft per cel 46 chromosomen
Deze chromosomen bestaan uit 2 meter DNA
Per cel heeft een mens 3 miljard basenparen
Een mens heeft 65.000.000.000.000 cellen
Tussen mensen onderling maar 0,1% variatie in hele genoom (Totale set van erfelijke informatie)
Met chimpansee 2% verschil
Slide 35 - Tekstslide
DNA
Slide 36 - Tekstslide
DNA
hoe past dit in een celkern in de cel?
Slide 37 - Tekstslide
DNA in een eukaryoot
opgerold tot:
helix
spiraal
dikke draad
chromosoom
Slide 38 - Tekstslide
DNA in een eukaryoot
opgerold tot:
helix
spiraal
dikke draad
chromosoom
zo past het in de
celkern!!
Slide 39 - Tekstslide
Gen
Niet al het DNA bevat informatie. Een gen is een stukje van een DNA molecuul dat de code bevat (bijv oogkleur) om eiwit van te maken. Veel DNA in de celkern bevat geen code en noemen we niet-coderend DNA
Het DNA bevat informatie (de DNA sequentie) die kan worden omgezet in eiwitten. Met eiwitten kan dan een organel of cel worden gebouwd. Kortom, DNA bevat informatie over de bouwstenen (aminozuren) van eiwitten en dus cellen.
Slide 40 - Tekstslide
1. In welke celorganellen van een bladcel bevindt zich het genoom van een tomatenplant? (combinatie)
A
celkern
B
mitochondriën
C
chloroplasten
D
golgi apparaat
Slide 41 - Quizvraag
2. Elke menselijke cel bevat vele honderden mitochondriën en in elk mitochondrium bevinden zich twee tot tien kopieën van het mtDNA. Het mtDNA bevat genen waarmee mitochondriën eigen eiwitten maken en zichzelf kunnen reproduceren. -> Kunnen mitochondriën met informatie van het kernDNA worden opgebouwd? Leg je antwoord uit.
Slide 42 - Open vraag
2. Elke menselijke cel bevat vele honderden mitochondriën en in elk mitochondrium bevinden zich twee tot tien kopieën van het mtDNA. Het mtDNA bevat genen waarmee mitochondriën eigen eiwitten maken en zichzelf kunnen reproduceren. -> Van wie is het mtDNA in de cellen van een embryo afkomstig? Leg je antwoord uit.
A
Het mtDNA is afkomstig van de moeder. Het erft over via eicellen en niet via zaadcellen.
B
Het mtDNA is afkomstig van de vader. Het erft over via eicellen en niet via zaadcellen.
C
Het mtDNA is afkomstig van de moeder. Het erft over via zaadcellen en niet via eicellen.
D
Het mtDNA is afkomstig van de vader. Het erft over via zaadcellen en niet via eicellen.
Slide 43 - Quizvraag
Mitochondriale overerving is kenmerkend voor bepaalde aandoeningen. -> Waardoor komen deze aandoeningen vaak tot uiting in weefsels en organen die veel energie nodig hebben?
A
mitochondriën spelen een belangrijke rol bij het vrijmaken van energie uit zuurstof
B
chloroplasten spelen een belangrijke rol bij het vrijmaken van energie uit zuurstof
C
mitochondriën spelen een belangrijke rol in de vorming van eiwitten
D
mitochondriën spelen een belangrijke rol bij de opslag van het DNA