2.2 Reactievergelijkingen

2.2 Reactievergelijkingen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2.2 Reactievergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Reactieschema
10 min
-Reactievergelijking
20 min
-Oefenen
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 2.2 Reactievergelijkingen

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt de faseaanduiding van stoffen gebruiken.
  • Je kunt uit een beschrijving van een chemische reactie een reactievergelijking opstellen.

Slide 5 - Tekstslide

Organische stoffen, wat zijn het?
Organische stoffen zijn stoffen die gemaakt worden door/van de natuur.
  • Denk aan: Mensen, dieren, planten, groenten, fruit, bomen, hout, papier, katoenen kleding.

Alle organische stoffen bevatten koolstof (C)!

Er gebeurt iets interessants als je organische
stoffen gaat verhitten…


Slide 6 - Tekstslide

Wat is een chemische reactie?
Als je organische stoffen gaat verhitten treedt er een chemische reactie op!

Een chemische reactie is een proces waarbij bepaalde stoffen afbreken en daaruit nieuwe stoffen ontstaan!
  • Stoffen die verdwijnen = beginstoffen
  • Nieuwe stoffen = reactieproducten

Voorbeeld: bij het verbranden van hout, verdwijnt het hout (beginstof), en ontstaat er onder andere roet en rook (reactieproducten)



Slide 7 - Tekstslide

Kan je zelf een chemische reactie bedenken die je in het dagelijks leven tegen kan komen?

Slide 8 - Woordweb

Wat is een chemische reactie?
Vaak kan je zien of er een chemische reactie plaatsvindt.

Er verdwijnen stoffen, en er ontstaan nieuwe stoffen.
Dit betekent ook dat er stofeigenschappen verdwijnen, en er nieuwe ontstaan.

Kijk:
Naar de reactie die de docent voordoet.



Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je een reactieschema?
Een chemische reactie is een proces waarbij bepaalde stoffen afbreken en daaruit nieuwe stoffen ontstaan!
  • Bij een chemische reactie hoort altijd een reactieschema.
  • Een reactieschema is een schematische weergave van een chemische reactie.

Een reactieschema bestaat uit 4 onderdelen:
Beginstoffen (fase) → Reactieproducten (fase)


Slide 10 - Tekstslide

Toestandsaanduidingen
Elke fase heeft een afkorting die gebruikt wordt bij scheikunde, deze heten toestandsaanduidingen:

  • Vast → (s)                                                          komt van het Engelse woord solid
  • Vloeibaar → (l)                                                komt van het Engelse woord liquid
  • Gas → (g)                                                           komt van het Engelse woord gas
  • Opgelost in water --> (aq)                          komt van het Latijnse woord aqua

Voorbeeld:
Vloeibaar water = water (l)
vast ijzer = ijzer (s)


Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Het verhitten van brood:
  • Bij het verhitten van brood verdwijnt het brood langzaam aan en ontstaan er nieuwe stoffen.
  • De nieuwe stoffen zijn: koolstof (roet), water en witte rook.

Het reactieschema ziet er als volgt uit:
brood (s) → koolstof (s) + water (l) + witte rook (g)


Slide 12 - Tekstslide

Wanneer je papier gaat verbranden, verdwijnt langzaam aan het papier en ontstaat er koolstof, water en witte rook.
Geef het reactieschema van deze verbranding.
Beginstoffen (fase) → Reactieproducten (fase)

Slide 13 - Open vraag

Reactievergelijking
Reactieschema = in woorden wat er gebeurt tijdens een reactie
Reactievergelijking = in molecuulformules wat er gebeurt tijdens een reactie.

Voorbeeld:
De vorming van water (H2O) uit waterstof (H2)en zuurstof (O2)

Reactieschema: waterstof (g) + zuurstof (g) → water (l)
Reactievergelijking: H₂ (g) + O₂ (g) → H₂O (l)


Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan reactievergelijking
1: Lees de vraag en onderstreep alle stoffen en molecuulformules;
Waterstof en stikstof vormen samen ammoniak, geef de reactievergelijking inclusief de toestandsaanduidingen.

2: Noteer de beginstoffen en reactieproducten:
Beginstoffen: waterstof en stikstof
Reactieproducten: ammoniak

3: Zet een reactieschema op;
waterstof(g) + stikstof(g) → ammoniak (g)

Slide 15 - Tekstslide

Reactievergelijking
3: Zet een reactieschema op;
waterstof(g) + stikstof(g) → ammoniak (g)

4: Vervang de woorden door formules;
waterstof = H₂
stikstof = N₂
ammoniak = NH₃
H₂(g) + N₂(g) → NH₃(g)


Slide 16 - Tekstslide

Gas dat in je huis wordt gebruikt om vuur te maken bestaat grotendeels uit methaan (CH₄). Als je methaan gaat verbranden door middel van zuurstof (O₂), ontstaat er koolstofdioxide (CO₂) en water (H₂O).

methaan (g) + zuurstof (g) → koolstofdioxide (g) + water (l)

Geef nu de reactievergelijking voor de verbranding van methaan.

Slide 17 - Open vraag

Kloppend maken
Stap 4: Maak de reactievergelijking kloppend!
  • Atomen verdwijnen nooit in een reactie, ze veranderen ook niet in andere atomen.
  • Na de pijl net zoveel atomen als voor de pijl.
  • Je mag moleculen niet veranderen.

H₂(g) + N₂(g) → NH₃(g)                      (Niet kloppend)

H₂(g) + N₂(g) → N₂H₂(g)                    (Kloppend, maar mag niet)

3 H₂(g) + N₂(g) → 2 NH₃(g)              (Kloppend)

Slide 18 - Tekstslide

Coëfficiënt
3 H₂(g) + N₂(g) → 2 NH₃(g)

  • De getallen die voor moleculen komen te staan noemen we coëfficiënten.
  • Deze coëfficiënten geven aan hoeveel moleculen er in een reactie zitten.

Slide 19 - Tekstslide

Stappenplan kloppend maken
1: Check hoeveel van elk atoom er aan beide kanten van de pijl staat;
… C₄H₈ + … O₂ → … CO₂ + … H₂O

2: Kies een atoomsoort uit die aan beide kanten van de pijl maar in 1 molecuul voorkomt (hier dus C of H), en maak die kloppend;
1 C₄H₈ + … O₂ → 4 CO₂ + … H₂O

3: Maak nu H kloppend;
1 C₄H₈ + … O₂ → 4 CO₂ + 4 H₂O

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan kloppend maken
4: Maak tenslotte O kloppend;
1 C₄H₈ + 6 O₂ → 4 CO₂ + 4 H₂O

1'en laten we altijd weg!!! Want we zijn lui
C₄H₈ + 6 O₂ → 4 CO₂ + 4 H₂O

Slide 21 - Tekstslide

Maak de reactievergelijking kloppend voor de volgende reactievergelijking
...Mn₂O₇ → ...MnO₂ + ...O₂

Slide 22 - Open vraag

Antwoord
1. Maak de reactievergelijking kloppend voor de volgende reactievergelijking:
...Mn₂O₇ → ...MnO₂ + ...O₂

1 Mn₂O₇ → 2 MnO₂ + 1,5 O₂
x2
2 Mn₂O₇ → 4 MnO₂ + 3 O₂

Bij komma getallen altijd alles keer 2 doen!!!

Slide 23 - Tekstslide

Tijdens een reactie van water (H₂O) met fluor (F₂) ontstaat een erg gevaarlijk zuur, waterstoffluoride (HF). Bij deze reactie ontstaat ook zuurstof (O₂).
Geef de kloppende reactievergelijking van deze reactie

Slide 24 - Open vraag

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 2 Paragraaf 2:
1 t/m 7

Slide 25 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 26 - Tekstslide