3.4 Omgaan met verschillen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke 5 wereldgodsdiensten zijn er?

Slide 2 - Open vraag

Is er in Afghanistan scheiding van kerk en staat?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Geef een korte omschrijving van levensbeschouwing

Slide 4 - Open vraag

3.4 Omgaan met verschillen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De Nederlandse cultuur

Slide 7 - Tekstslide

De Nederlandse samenleving wordt soms een christelijke samenleving genoemd, waaraan kan je dat nog herkennen?

Slide 8 - Open vraag

Nederlandse gebruiksvoorwerpen

Slide 9 - Woordweb

Symbolen, rituelen en helden

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een symbool van Nederland?
A
Johan Cruijff
B
Tulp
C
Schaatsen op natuurijs
D
Dodenherdenking op 4 mei

Slide 11 - Quizvraag

symbool
held
ritueel

Slide 12 - Sleepvraag

Wie is jouw held?

Slide 13 - Open vraag

Normen en waarden

Slide 14 - Tekstslide

Je lacht iemand niet uit omdat hij anders is dan jij
In Nederland ben je vrij om je mening te geven
Buschauffeurs groeten als ze elkaar tegenkomen
Afval gooi je in een prullenbak, niet op straat
Normen
Waarden

Respect
Normen

Slide 15 - Sleepvraag

Huiswerk
  • par. 3.4
  • Maken: opdracht 1-9

Slide 16 - Tekstslide

Normen zijn:
A
alles wat mensen belangrijk vinden in het leven.
B
besluiten die de overheid neemt.
C
regels over hoe je je moet gedragen.

Slide 17 - Quizvraag

Waarden zijn:
A
de wetten in Nederland
B
alle zaken die mensen belangrijk vinden
C
regels waar je je aan moet houden

Slide 18 - Quizvraag

Feiten en meningen

Slide 19 - Tekstslide

Feit
Mening 
Ambachten zijn beroepen waarbij je iets maakt met je handen
Het tijdvak Steden en Staten is het leukste tijdvak
De meeste mensen gingen in de middeleeuwen rondom een markt wonen
Het was vroeger heel vies op een markt en het stonk er vreselijk!
Er werd vroeger veel afval op een markt gegooid. Er kwamen ratten op af
Het tijdvak Steden en Staten was van 1000 tot 1500
Het lijkt me leuk om als ambachtslied te werken
Het is gezellig om rond een markt te wonen

Slide 20 - Sleepvraag

Een argument is ....?
A
iemand die verhuist.
B
uitleg waarom je een bepaalde mening hebt.
C
een ander woord voor standpunt.
D
wat er gebeurt door een eerdere gebeurtenis.

Slide 21 - Quizvraag

Vooroordelen

Slide 22 - Tekstslide

Een vooroordeel is:
A
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent
B
Een oordeel over iets of iemand terwijl je wel de feiten kent
C
Een mening over iets of iemand met heldere argumenten

Slide 23 - Quizvraag

Vooroordeel
A
Mensen benadelen op grond van hun huidskleur.
B
Emotioneel geladen oordeel over mensen dat niet klopt met de werkelijkheid.
C
Het niet terecht behandelen van (groepen) personen op grond van iets dat er niets mee te maken heeft.
D
Het bevoordelen van mensen met een achterstand.

Slide 24 - Quizvraag

Noem een vooroordeel wat jij hebt

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk
  • par. 3.4
  • Maken: opdracht 10-15
  • Leren 3.3 en 3.4

Slide 26 - Tekstslide

Ben je klaar met het huiswerk?


Maak 4 kahootvragen:
par. 3.3: 2 vragen
par. 3.4: 2 vragen

Slide 27 - Tekstslide