Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Herhaling ww, pv, ow, znw en bijv. nw
Herhaling ter voorbereiding van de toets
Werkwoorden, persoonsvorm, onderwerp, zelfstandig naamwoord en en bijvoeglijk naamwoord
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Herhaling ter voorbereiding van de toets
Werkwoorden, persoonsvorm, onderwerp, zelfstandig naamwoord en en bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn de (of wat is het) werkwoorden)?
Zij plukt de bloemen in de tuin.
A
in de tuin
B
zij plukt
C
de bloemen
D
plukt
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn de (of wat is het )ww?
Het kind heeft de hele les opgelet.
A
heeft
B
heeft opgelet
C
Het kind
D
opgelet
Slide 3 - Quizvraag
Noem twee manieren om de pv te vinden in een zin.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de pv?
Ik eet graag een pizza met vis.
A
een pizza
B
geen pv
C
eet
D
ik
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de pv?
Bij de pizza vind ik een gemengde salade heerlijk!
A
vind
B
een gemengde salade
C
heerlijk
D
ik
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de pv en het ow?
Op school leren we wiskunde.
A
pv= leren ow= op school
B
pv= leren ow= wiskunde
C
pv= leren ow= we
D
pv= wiskunde ow= op school
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn de pv en het ow?
Bart gaat graag wandelen in het bos.
A
pv= wandelen ow= Bart
B
pv= wandelen ow= in het bos
C
pv= gaat ow= in het bos
D
pv= gaat ow= Bart
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn de pv en het ow?
De kinderen spelen op de slee in de sneeuw.
A
pv=sneeuw ow= op de slee
B
pv= sneeuw ow= kinderen
C
pv= spelen ow= de kinderen
D
pv= spelen ow= kinderen
Slide 9 - Quizvraag
Bedenk zelf een zin en schrijf je zin op. Noteer het werkwoord, de persoonsvorm en het onderwerp.
Slide 10 - Open vraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.
Slide 11 - Quizvraag
Welk zelfstandig naamwoord is ook een eigen naam?
A
Samsung
B
woonboerderij
C
schommelstoel
D
telefoonoplader
Slide 12 - Quizvraag
Wat kun je voor een zelfstandig naamwoord zetten?
A
een vraagteken
B
een verkleinwoord
C
een lidwoord
D
een koelkast
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
lopen
B
boodschappen doen
C
de wekker
D
staan
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
De
B
Hond
C
Lopen
D
Bij
Slide 16 - Quizvraag
Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
blauwe, fiets, het
B
meneer, Drost, oranje
C
zaterdag, auto, een
D
snufje, kastanje, step
Slide 17 - Quizvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
olifant
B
schoen
C
onder
D
worst
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De normaalste zaak van de wereld
A
de
B
normaalste
C
zaak
D
wereld
Slide 20 - Quizvraag
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord
A
snelle
B
meningen
C
stoelen
D
bruggen
Slide 21 - Quizvraag
Welke woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
beker, hoofdweg, verzameling
B
brede, houten, schuine
C
denken, fietsen, inschenken
D
moeder, aardbei, pizza
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De
Slide 23 - Quizvraag
Het bijvoeglijk naamwoord is:
Het is een heel grappig hondje.
Slide 24 - Open vraag
het bijvoeglijk naamwoord is:
Er zit een groene hoes bij.
Slide 25 - Open vraag
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 26 - Quizvraag
Welke woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
beker, hoofdweg, verzameling
B
brede, houten, schuine
C
denken, fietsen, inschenken
D
moeder, aardbei, pizza
Slide 27 - Quizvraag
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord
A
snelle
B
meningen
C
stoelen
D
bruggen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord
Slide 29 - Quizvraag
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord
A
snelle
B
meningen
C
stoelen
D
bruggen
Slide 30 - Quizvraag
Rondvraag
Vragen
en/of
opmerkingen?
Slide 31 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Herhaling ww, pv, ow, znw en bijv. nw
November 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 1
Oefentoets taalverzorging mh1
Februari 2023
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Week 6 - zinsdeel OW en woordsoort BN
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
week 22
Mei 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
T2L9: Supertalenten
Februari 2023
- Les met
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Herhaling Grammatica uitgebreid
Mei 2024
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
23/5 grammatica 1mh
Februari 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1