Proef woordenschat NN6 - H1, 2, 3 - 1HAVO
1 / 26
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekent 'analyseren'?
A
aanpak
B
verbinden
C
gevolg
D
onderzoeken
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent 'bonje'?
A
ruzie
B
proef
C
chocolade
D
sterke drank
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een 'effect'?
A
een aanpak
B
een gevolg
C
een proef
D
een ruzie
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor 'domineren'?
Slide 6 - Open vraag
Als je ergens dol op ben,
dan ben je er ..... op
dan ben je er ..... op
Slide 7 - Open vraag
Wat is een ander woord voor
'bang zijn voor'?
'bang zijn voor'?
Slide 8 - Open vraag
Wat is een ander woord voor 'voordelig'? ('Het pakt voordelig uit')
Slide 9 - Open vraag
Wat betekent 'naar eer en geweten'?
A
opgroeien tot misdadiger
B
vol blauwe plekken
C
volkomen eerlijk
D
door en door
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent "het raakt kant noch wal"?
A
hij is losgeslagen
B
het slaat nergens op
C
het is oneerlijk
D
het is in orde
Slide 11 - Quizvraag
Een afgang, iets wat schandalig slecht is, noem je een....
Slide 12 - Open vraag
Een niet-openbaar proefoptreden noem je een...
Slide 13 - Open vraag
Een letterlijke uitspraak van iemand noem je een...
Slide 14 - Open vraag
Een ander woord voor 'vroegere' is...
Slide 15 - Open vraag
Deel van het lichaam met een bepaalde taak:
A
het lichaam
B
het middenrif
C
het orgaan
D
de buikholte
Slide 16 - Quizvraag
Als je 'capaciteiten' bezit, heb je...
A
creativiteit
B
een aanfluiting
C
de openbare aandacht
D
bekwaamheden
Slide 17 - Quizvraag
Een aankondiging voor een concert zet je op een....
A
acteur
B
affiche
C
quote
D
voetlicht
Slide 18 - Quizvraag
Als je creatief of kunstzinnig bent, dan ben je...
Slide 19 - Open vraag
Een ander woord voor een verzonnen verhaal is een...
Slide 20 - Open vraag
Een deel van een maaltijd of een spijs noemen we een...
Slide 21 - Open vraag
Een 'deugd' is...
A
een stout kind
B
een slechte eigenschap
C
een goede eigenschap
D
een goede daad
Slide 22 - Quizvraag
Een 'evenement' is...
A
grote openbare gebeurtenis
B
een deel van een maaltijd
C
een feestartikel
D
een leugenaar of bedrieger
Slide 23 - Quizvraag
Wat past het best?
Als je 50 wordt, dan...
Als je 50 wordt, dan...
A
...zet je de bloemetjes buiten
B
...zie je Abraham of Sarah
C
...ben je een feestvarken
D
...heb je een beestje na een feestje
Slide 24 - Quizvraag
Wat past het best?
Ik ben dolgelukkig, ik...
Ik ben dolgelukkig, ik...
A
...bedank er feestelijk voor.
B
...ben het feestvarken.
C
...kom van een koude kermis thuis.
D
...ben in de zevende hemel.
