H15 + H16

H15 en H16
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H15 en H16

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwen
Zowel animaal als autonoom?    ->  bestaat niet!

Autonoom, gladde spieren/ klieren wordt aangestuurd door hersenstam.

Animaal, dwarsgestreepte spieren, wordt aangestuurd door schors grote hersenen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H15 waarnemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over H15 we bespreken sowieso het oog en het oor

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt je oor

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We kunnen harde en zachte geluiden van dezelfde toonhoogte van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen komen doordat
A
de geleidingssnelheid voor harde en zachte geluiden verschillend is
B
de impulsen van beide oren niet gelijktijdig de hersenen bereiken
C
de sterkte van de impulsen in de gehoorzenuwen kan variëren
D
de impulsfrequentie in de gehoorzenuwen kan variëren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het oor dienen de drie gehoorbeentjes ervoor om
A
de sterke trillingen van het trommelvlies afgezwakt over te brengen op het ronde venster
B
het trommelvlies in de meest gunstige stand te brengen voor het opvangen van het geluid
C
het trommelvlies en het ovale venster op de juiste afstand van elkaar te houden
D
de trillingen van het trommelvlies versterkt op de vloeistof in het slakkenhuis over te brengen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Bij het ouder worden van de mens begint het accommodatievermogen van de ogen te verminderen.

1) Kunnen de ooglenzen dan niet meer voldoende afgeplat of niet meer voldoende bol worden?
2) Is een bril met een positieve of negatieve glazen nodig om dit te corrigeren?
A
niet voldoende afgeplat, positieve glazen
B
niet voldoende afgeplat, negatieve glazen
C
niet voldoende bol worden, positieve glazen
D
niet voldoende bol worden, negatieve glazen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijdering optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd.

Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijdering optreedt?
A
de oogspieren
B
de kringspieren in de iris
C
de spieren in het straalvormig lichaam
D
de straalsgewijs verlopende spieren in de iris

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lichtstralen die ons oog binnenkomen worden gebroken. Er treedt breking van licht op door
A
het hoornvlies en door de pupil
B
uitsluitend de ooglens
C
het hoornvlies en door de ooglens
D
de ooglens en door het netvlies

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H16

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over H16? 16.3 wordt besproken.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Actine en myosine

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat (1e keer)
  1. Tropomyosine blokkeert bindingsplaatsen
  2. Impuls komt aan, Ca2+ ionen komen vrij
  3. Hierdoor bindingsplaatsen aan actine vrij
  4. Myosinekopje hecht aan bindingsplaatsen (hebben ADP + Pi aan zich)
  5. ADP + Pi laten los
  6. Myosinekopjes buigen, schuiven actine naar binnen
  7. Nieuwe ATP binnen, myosinekopjes laten los
  8. ATP wordt ADP +Pi en kopjes buigen weer in oude stand

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welk moment is de myosine kop in 'lage energie' toestand.
A
Gebonden met ADP
B
Gebonden met ADP + Pi
C
Gebonden met ATP
D
Ongebonden

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het moment dat de sacromeer korter wordt
A
Als ATP bindt
B
Als ATP omgezet wordt in ADP + Pi
C
Als ADP + Pi loslaten
D
ALS ADP bindt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het respiritoir quotient: op 1 decimaal
C72H112N2O22S+77O263CO2+38H2O+9SO3+9CO(NH2)2

Slide 24 - Open vraag

RQ = CO2/ O2 

RQ = CO2/ O2 = 63/77 =0,8
Een sportieve proefpersoon loopt de 100 meter sprint in 15 seconden. Bij de sprint wordt de voorraad ATP in zijn beenspieren in ongeveer 2 seconden verbruikt. Daarna houdt vooral CP de ATP-concentratie nog rond de 6 seconden op peil. Vervolgens kan ATP nog gedurende tenminste 32 seconden door anaërobe dissimilatie worden vrijgemaakt. Pas na circa 40 seconden gaat de aërobe dissimilatie in de beenspieren een belangrijke rol spelen.

Bij welke van de onderstaande omzettingen komt de proefpersoon in de laatste seconden van de sprint aan energie in de beenspieren?
A
bij de omzetting van creatine in creatinefosfaat
B
bij de omzetting van glucose in pyrodruivenzuur
C
bij de omzetting van glycogeen in glucose
D
bij de omzetting van pyrodruivenzuur in melkzuur

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen?
Examenopdrachten uit het boek maken
biologiepagina.nl oefenen (bijv. https://biologiepagina.nl/Vwo6/Oefentoets/examenoefeningEnergie.htm)
Lessonup's doorkijken.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies