Les 5

Planning les 5
Herhaling 2.3
Uitleg 2.3 leerdoel 2.3.2
Aan de slag met 2.3 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning les 5
Herhaling 2.3
Uitleg 2.3 leerdoel 2.3.2
Aan de slag met 2.3 

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn geslachtskenmerken?
A
De lichamelijke kenmerken waaraan je het geslacht herkent
B
De lichamelijke kenmerken waaraan je een persoon herkent

Slide 2 - Quizvraag

Secundaire geslachtskenmerken:
A
heb je al bij de geboorte
B
krijg je in de puberteit
C
krijg je als je volwassen bent

Slide 3 - Quizvraag


 Geslachtskenmerken kun je onderverdelen in primaire
 
geslachtskenmerken en secundaire geslachtskenmerken.

In welke zin staan alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
Schaamlippen, borstgroei en borsthaar.
B
Schaamhaar, zwaarder skelet en lagere stem.
C
Balzak, schaamlippen en penis.
D
Balzak, bredere schouders en lagere stem.

Slide 4 - Quizvraag

Hormonen geven een seintje aan de eierstokken om een eicel te laten rijpen. Hoe komen de hormonen van de hersenen bij de eierstokken?
A
via de zenuwen
B
via de lucht
C
via de bloedvaten
D
via de spieren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een hypofyse ?
A
Een geslachtsorgaan
B
Een spier
C
Een hormoonklier

Slide 6 - Quizvraag

Waar in het voortplantingsstelsel van een jongen worden geslachtshormonen gemaakt?
A
In de prostaat
B
In de teelballen
C
In de zaadblaasjes
D
In de zwellichamen

Slide 7 - Quizvraag

Welk onderdeel van het voortplantingsstelsel van de vrouw maakt geslachtshormonen?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Eierstok
D
Clitoris

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
2.3.1 Je kunt omschrijven wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn en daarbij voorbeelden noemen.

2.3.2 Je kunt de processen tijdens de menstruatiecyclus beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Begrip van de week
Eierstok
A
Vervoert eicellen
B
Maakt eicellen
C
Hier ontwikkelt embryo

Slide 10 - Quizvraag

Begrip van de week
Ovulatie
A
Ongesteld zijn
B
Seks hebben
C
Eisprong
D
Zwanger

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Puberteit
  • In de eierstokken liggen (onrijpe) eicellen
  • De eileider vervoert eicellen naar de baarmoeder
  • Een eicel rijpt in een follikel in een eierstok. Na ongeveer 2 weken is die rijp, barst deze uit de follikel en komt in de eileider.                  = ovulatie       
      
  • * een meisje is vruchtbaar als haar eicellen gaan rijpen

Slide 13 - Tekstslide

Waar liggen de eicellen opgeslagen?
A
eileider
B
eierstok
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 14 - Quizvraag

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Menstruatiecyclus
Elke maand wordt de baarmoeder klaargemaakt voor een eventuele bevruchting van een eicel door een zaadcel.

Slide 16 - Tekstslide

Gemiddeld 

Slide 17 - Tekstslide

Symptomen
  • Ellendig of verdrietig voelen
  • Buikpijn, rugpijn, hoofdpijn, spierpijn. 
  • Soms is een meisje sneller boos of chagrijnig
  • Sommige vrouwen hebben extra zin in lekkere dingen zoals chocola

Slide 18 - Tekstslide

Menstruatie:
het slijmvlies laat los
  • Spieren rondom de baarmoeder trekken samen, vandaar dat je buikpijn en spierpijn kan hebben. 

  • Hormonen spelen een rol bij de menstruatie, waardoor je veranderingen in je humeur kan waarnemen.

Slide 19 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 20 - Tekstslide


Wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5
A
Ovulatie
B
Innesteling
C
Menstruatie
D
Bevalling

Slide 21 - Quizvraag

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken

Slide 22 - Quizvraag

Duur van menstruatie
  • De duur is afwisselend. De ene vrouw is 2 tot 3 dagen ongesteld, de andere vrouw wel 7 dagen of langer.
  • Gemiddeld is een meisje of vrouw 3 tot 4 dagen ongesteld.
  • Een meisje is ongesteld vanaf de puberteit (ongeveer 13 jaar) tot de overgang (ongeveer 50 jaar).

Slide 23 - Tekstslide

Menstruatiecyclus
Een cyclus duurt ongeveer 28 dagen..
Menstruatie dus ook om de 28 dagen

Gebeurtenissen tijdens menstruatiecyclus:
1. eicel rijpt
2. baarmoederslijmvlies groeit
3. eisprong (ovulatie)
4. menstruatie

Tijdens de menstruatie wordt het verdikte deel van het baarmoederslijmvlies afgestoten.

Slide 24 - Tekstslide

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 25 - Quizvraag

In één plaatje





Slide 26 - Tekstslide

Welke functie heeft het baarmoederslijmvlies ?
A
Zorgt ervoor dat een meisje ongesteld wordt
B
Heeft geen functie
C
Zorgt ervoor dat een bevruchte eicel kan innestelen
D
Zorgt ervoor dat de hypofyse geslachtshormonen gaat afgeven

Slide 27 - Quizvraag

De menstruatie wordt geregeld door hormonen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer is een vrouw het meest vruchtbaar?
A
Vlak na de menstruatie
B
Vlak voor de menstruatie
C
Vlak na de eisprong
D
Vlak voor de eisprong

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag
Maken opdracht 
2
3
7
8
9
Test jezelf 2.3



Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen
2.3.1 Je kunt omschrijven wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn en daarbij voorbeelden noemen.

2.3.2 Je kunt de processen tijdens de menstruatiecyclus beschrijven.

Slide 31 - Tekstslide