Veranderingen in de puberteit

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
2.3 Veranderingen in de puberteit deel 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
2.3 Veranderingen in de puberteit deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt omschrijven wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn en daarbij voorbeelden noemen
Je kunt de menstruatiecyclus beschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen vorige les: voortplantingsstelsel vrouw
leerdoelen vandaag
Nieuwe lesstof: 2.3 Veranderingen in de puberteit 
zelf aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet onderdel
2?
A
Eileider
B
Eierstok
C
Vagina
D
Clitoris

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je onderdeel 6?
A
Eileider
B
urinebuis
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 6 - Quizvraag

Welk nummer geeft de eierstokken weer?
A
5
B
3
C
7
D
1

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van de clitoris bij de vrouw?
A
produceert eicellen
B
gevoelig voor prikkels, kan leiden tot een orgasme
C
slijmvliesplooi aan het begin van de vagina
D
vervoeren van eicellen

Slide 8 - Quizvraag

Dit proces heet?
A
Eisprong
B
Ovulatie
C
Menstruatie
D
Oestrogenatie

Slide 9 - Quizvraag


In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw bevindt zich het maagdenvlies?
A
In de baarmoeder
B
In de grote schaamlippen
C
In de vagina
D
In de eierstok

Slide 10 - Quizvraag

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eilleider
D
Vagina

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

2.3 Veranderingen in de puberteit
Bij de baby's in de afbeelding hiervoor zie je niet direct wie een jongen en wie een meisje is.
In de puberteit gaat je lichaam veranderen.
Hierdoor worden de verschillen tussen jongens en meisjes groter.

Slide 13 - Tekstslide

2.3 veranderingen in de puberteit
Hormonen zijn stoffen die de werking van organen regelen.
Hormonen worden gemaakt door hormoonklieren
Via het bloed worden hormonen verspreid door heel je lichaam.

In de puberteit gaat je lichaam geslachtshormonen maken.
    ze zorgen voor de lichamelijke ontwikkeling van jongen tot man en van meisje tot vrouw


Slide 14 - Tekstslide

Belangrijke hormoonklieren:
hypofyse
eierstokken ( oestrogenen)
teelballen ( testosteron)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

2.3 veranderingen in de puberteit
geslachtskenmerken: kenmerken waaraan je het geslacht van iemand kan zien

je hebt:
- primaire geslachtskenmerken
- secundaire geslachtskenmerken

Slide 17 - Tekstslide

2.3 veranderingen in de puberteit
Primaire geslachtskenmerken zijn bij de geboorte al aanwezig:
- jongens: penis en balzak
- meisjes: vagina en schaamlippen

(primair betekent 'eerste')

Slide 18 - Tekstslide

2.3 veranderingen in de puberteit
Secundaire geslachtskenmerken ontstaan tijdens de puberteit onder invloed van geslachtshormonen.



Slide 19 - Tekstslide

2.3 veranderingen in de puberteit
Niet alle kinderen worden als jongen of als meisje geboren.
Dat noem je intersekse.
Bij intersekse kinderen zien de primaire geslachtskenmerken er anders uit.
Bijvoorbeeld een vergrote clitoris of geen penis.

Ook ontstaan bij intersekse personen niet alle secundaire geslachtskenmerken.



Slide 20 - Tekstslide

3. Ovulatie / eisprong
  • Rijpe eicel
  • Ovulatie / eisprong
  • Eileider
  • 12 tot 24 uur leven
  • Eileider --> baarmoeder
  • Vruchtbare periode

Slide 21 - Tekstslide

De menstruatie 
Tijdens de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies afgebroken. Een deel van het slijmvlies met wat bloed komt door de vagina naar buiten. De menstruatie duurt meestal drie tot vijf dagen. 
Een ander woord voor menstruatie is ongesteld zijn.


Tijdens de menstruatie kan het meisje buikkrampen hebben. Dat komt doordat de spieren in de baarmoederwand samentrekken. Dit helpt om het slijmvlies naar buiten af te voeren.

Slide 22 - Tekstslide

Menstruatie cyclus 
Na de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies weer opgebouwd. Dit gebeurt onder invloed van de vrouwelijke geslachtshormonen. Ondertussen rijpt er een eicel. Ongeveer 14 dagen na het begin van de menstruatie vindt de ovulatie (eisprong) plaats. 

Het slijmvlies in de baarmoeder is dan dik.

Als de eicel niet wordt bevrucht, wordt het baarmoederslijmvlies weer afgebroken. Ongeveer 14 dagen na de eisprong begint de menstruatie. Als de eicel wel wordt bevrucht, blijft het baarmoederslijmvlies dik. De vrouw wordt dan niet ongesteld.

De periode van de eerste dag van een menstruatie tot de eerste dag van de volgende menstruatie duurt ongeveer 28 dagen. Deze periode noem je de menstruatiecyclus. 
De menstruatiecyclus duurt niet bij iedere vrouw even lang. Bij veel vrouwen duurt de menstruatiecyclus langer of korter. Hij kan ook onregelmatig zijn, vooral de eerste jaren. De ene menstruatiecyclus duurt dan langer dan de andere. Je weet dan niet precies wanneer je weer ongesteld wordt.
Een vrouw kan ongesteld worden vanaf de puberteit tot aan de overgang (rond het 50e levensjaar).



Slide 23 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 24 - Tekstslide

Eicellen 
Een eicel is een van de grootste cellen van het menselijk lichaam. De eicel bevat veel voedingsstoffen. Daardoor is hij zo groot. Deze voedingsstoffen heeft de eicel nodig tijdens de reis van de eierstok naar de baarmoeder. Een bevruchte eicel gebruikt de voedingsstoffen om te groeien. Een eicel kan zich niet zelf voortbewegen. Haartjes aan de binnenkant van de eileider verplaatsen de eicel.



Slide 25 - Tekstslide

Zaadcellen 
Een zaadcel is juist erg klein. Zaadcellen hebben een kop en een zweepstaart (zie afbeelding 11). De kop is belangrijk voor de bevruchting. Met de zweepstaart beweegt de zaadcel zich voort. Een zaadcel bevat geen voedingsstoffen. De zaadblaasjes en de prostaat voegen vocht met voedingsstoffen toe. Uit dit vocht haalt de zaadcel de voedingsstoffen die hij nodig heeft.

Slide 26 - Tekstslide

zelf aan de slag
Lezen 2.3 Veranderingen in de puberteit:
 lees de tekst en maak de opdrachten:

 maken opdracht 1 t/m 9
klaar -> test jezelf 2.1 tot en met 2.3 maken
15 min de tijd 

Slide 27 - Tekstslide

Op welke dag van de menstruatiecyclus start de menstruatie?
A
1
B
5
C
14
D
28

Slide 28 - Quizvraag

Welk geslachtskenmerk is een primair geslachtskenmerk?
A
Baardgroei
B
Baarmoeder
C
Lagere stem
D
Borsten

Slide 29 - Quizvraag

Wat is GEEN secundair geslachtskenmerk?
A
Schaamhaar
B
Zwaardere stem
C
Penis
D
Dikkere spieren

Slide 30 - Quizvraag

Zijn de schaamlippen van de vrouw een primaire geslachtskenmerk of een secundaire geslachtskenmerk?
A
Primaire geslachtskenmerk
B
Secundaire geslachtskenmerk

Slide 31 - Quizvraag

Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie

A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Een eicel is veel ..... dan een zaadcel
A
Kleiner
B
Groter

Slide 33 - Quizvraag

De zaadcel beweegt zich voort met
A
de kop
B
de zweepstaart
C
zwemvliezen
D
embryo

Slide 34 - Quizvraag


Tijdens de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies:
A
Dikker
B
Dunner

Slide 35 - Quizvraag