4.4 Vermogen en Energie

Vermogen en energie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vermogen en energie

Slide 1 - Tekstslide

Het vermogen van een apparaat
  • De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
  • Je laptop verbruikt meer elektrische energie per uur dan je telefoon
  • Verbruik van energie wordt met een energielabel aangegeven

Slide 2 - Tekstslide

Omrekenen W naar kW

Slide 3 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 4 - Tekstslide

Spanning en stroomsterkte!!!!
Het vermogen hangt af van:

De spanning waarop een apparaat werkt 
en
De stroomsterkte die door het apparaat loopt. 

Slide 5 - Tekstslide

Vermogen berekenen & noteren
  • Formule voor vermogen:
Vermogen = spanning x stroomsterkte 


  • De eenheid van vermogen is Watt (W).

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldopgave
 



Stap 1: Wat is er gevraagd?
  • Het Vermogen.
Stap 2: Formule opschrijven
  • Vermogen = Spanning x stroomsterkte 
Stap 3: Uitwerken
  • Vermogen = 9 x 0,22 = 1,98 W (of 2 W)

Vergeet niet de eenheid!





Een lampje heeft een spanning van 9 V nodig, de stroomsterkte is 0,22A vanuit de spanningsbron.

Bereken het vermogen

Slide 7 - Tekstslide

Vermogen, tijd en energieverbruik

Hoe groter het vermogen van het apparaat
--> hoe sneller de batterij leeg zal zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vermogen, tijd en energieverbruik
Als je een mobiele telefoon of een tablet even niet gebruikt, schakelt het apparaat zoveel mogelijk onderdelen uit.

 Het beeldscherm gaat bijvoorbeeld al na korte tijd op zwart. Hierdoor daalt het totale vermogen van het apparaat meteen.

Slide 10 - Tekstslide

Vermogen, tijd en energieverbruik
Aan het verlagen van het vermogen zit een grens --> onderzoek naar grotere accu's 

 Als een batterij meer elektrische energie kan opslaan, kan een apparaat er – bij hetzelfde vermogen – langer op werken.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 12 op blz. 169-172
opdracht 9 hoeft niet

Slide 12 - Tekstslide

Reken om:
1 kW = ...
A
10 W
B
100 W
C
1000 W
D
10 000 W

Slide 13 - Quizvraag

Reken om:
1 W = ...
A
0,1 kW
B
0,01 kW
C
0,001 kW
D
0,0001 kW

Slide 14 - Quizvraag

Reken om:
32 W = ...
A
3,2 kW
B
0,32 kW
C
0,032 kW
D
0,0032 kW

Slide 15 - Quizvraag

Reken om:
15 kW = ...
A
15 W
B
150 W
C
1500 W
D
15 000 W

Slide 16 - Quizvraag

Vermogen =
X
......................
........................
Tijd
Windingen
Stroomsterkte
Spanning

Slide 17 - Sleepvraag