4V H1 herhaling / H2 Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

LEESVAARDIGHEID 1HV1

In deze les: 

- herhaling theorie

         - testen wat jullie al weten

- zelf aan de slag

keuze welke onderdeel

LEESVAARDIGHEID

Pak je telefoon erbij! 

Wat weet je nog van leesvaardigheid? 

Welke tekstdoelen
zijn er ?

activerende tekst

Met een beschouwing wil je als schrijver...

1. activeren
2. overtuigen
3. opiniëren
4. informeren

Aan welke 6 zaken kun je zien voor welke lezers een tekst bedoeld is?

LEESVAARDIGHEID H2

Een goede tekst is duidelijk ingedeeld, 

is logisch opgebouwd en

heeft een heldere structuur. 

Klinkt logisch, maar hoe doe je dat? 

LEESVAARDIGHEID H2

Leerdoelen: 

- Ik kan de tekst opdelen in inleiding, middenstuk, slot

- Ik kan deelonderwerpen herkennen en benoemen

- Ik kan/weet welke 7 vaste tekststructuren er zijn (en hun opbouw)

 

LEESVAARDIGHEID H2

Leerdoelen (vervolg): 

- Ik kan tekstsoorten en argumentatiestructuren herkennen/benoemen

- Ik kan de kernzinnen in een tekst herkennen

- Ik kan relaties als oorzaak/gevolg, middel-doel, opsomming, etc. herkennen en benoemen.  <<

De indeling van een tekst: 

(herhaling!) 

De inleiding bestaat meestal uit alinea 1 en 2 (soms 3 erbij). 

Hoe schrijf je die ook alweer? Denk aan je betoog!

anekdote, actualiteit, belang voor de lezer, geschiedenis, aankondiging opbouw, etc. 

De indeling van een tekst: 

(herhaling!) 

Het middenstuk behandelt de deelonderwerpen. Dit zijn bv. gevolgen, oplossingen, voor- en nadelen, etc. 

Hoe herken je die? 

Structurerende zinnen, signaalwoorden (verbanden tussen alinea's), witregels en/of tussenkopjes. 

De indeling van een tekst: 

(herhaling!) Het slot bestaat uit de laatste alinea('s). 

Hoe schrijf je die ook alweer? Denk aan je betoog!

conclusie (antwoord op vraag uit de inleiding)

samenvatting, aanbeveling, aansporing, toekomstverwachting, afweging voor-/nadelen. 

TIP: Let op signaalwoorden als kortom, ten slotte, al met al, dus, samengevat...

De indeling van een tekst: 

Vaste tekststructuren: waarom handig? (denk weer aan je betoog!)

Zo begrijp én schrijf je een tekst veel sneller!  

Welke moet je kennen?  

1 argumentatiestructuur, 

2 aspecten-, 

3 probleem-oplossing-,  

4 verklaring-,

5 verleden/heden/(toekomst),

6 voor- en nadelen, 

7 vraag/antwoord. 

Hoe herken je die? 

ZIE VOORBEELDEN OP P. 28

De indeling van een tekst: 

Tekstverbanden: Zinnen/alinea's staan met elkaar in verband. Als alinea's bij elkaar horen, vormen ze een deelonderwerp. 

De verbanden tussen die alinea's herken je aan signaalwoorden. 

Opsommend: ook, tevens, daarnaast, vervolgens, ten eerste...

Tegenstellend: maar, echter, toch, tegenover, aan de ene kant...

Chronologisch: eerst, dan, uiteindelijk...

Oorzakelijk: doordat, daardoor, het gevolg is, het komt door...

Toelichtend, voorwaardelijk. vergelijkend

redengevend, doel-middel, toegevend

samenvattend, concluderend  

BEDENK ZELF DE SIGNAALWOORDEN EENS! 

Lastig? Bekijk (thuis of met oortjes!) eens het volgende filmpje (met Limburgs accent) >>

En... wat is er blijven hangen? 

Wat zijn de inhoudelijke kenmerken van een slot?

Welke 7 vaste tekststructuren zijn er?

Welke verbanden tussen alinea's ken je?

Aan welke signaalwoorden herken je een oorzakelijk verband?

1. zo, zoals, neem nou....
2. doordat, daardoor, als gevolg van, zodat
3. maar, echter, niettemin, toch
4. daarom, omdat, derhalve, dus, immers

De rest van de (komende) les bereid ik de leestoets graag voor door....

1. vooral online te oefenen (H2 Lezen NN)
2. opdrachten in het boek te maken
3. te oefenen met actuele artikelen
4. nog eens vragen te stellen aan de docent

Volgende les: 

- bepaal van tevoren hoe jij je het liefst/best voorbereidt (leestoets week 23). Maak een plan waar je je aan houdt! (zo nodig in overleg met je docent!)

- neem je je leesboek mee!

- neem je zo mogelijk een eigen artikel mee