Les 14 herhalen grammatica

• Dutch
• ISK

Les 14 herhalen thema 9 en grammatica

-

Informatie examens

Datum: 19 september 18:30-29 september 23:59u

Luisteren, lezen en schrijven

Datum: 26 september 18:30-21:30

Spreken (15-30 minuten per persoon)

18:30 Daniel

19:00 Sara

19:30 Ivona

20:00 Anton

Vandaag

1. Herhalen leerwerk hoofdstuk 9

2. Herhalen opdrachten hoofdstuk 9

{pauze}

3. Grammatica hoofdstuk behandelen

4. Oefenen met schrijven en spreken

Herhalen leerwerk hoofdstuk 9

Taalhulp p.249 Taalhulp telefoneren

onderling in tweetallen spreken

Herhalen leerwerk hoofdstuk 9

Taalhulp p.249 Taalhulp telefoneren

Opdracht 4 : in tweetallen spreekopdracht 4 doen (ook punt 5 en 6 doen)

Opdracht 5 : spreken in tweetallen

Taalhulp praten over werk (p.264-265)

Welk beroep hebben jullie?

Welk beroep zouden jullie nooit willen uitoefenen? 

Welke beroepen worden buiten uitgeoefend?

Voor welke beroepen moet je verschillende talen spreken?

Voor welke beroepen moet je bètavakken gestudeerd hebben?

Herhalen leerwerk hoofdstuk 9

Herhalen opdrachten hoofdstuk 9

Opdrachten: 5, 6, 8, 9, 12, 14, 15, 21, 22

Bespreken opdrachten 6 (lezen), 8 (schrijven), 9 (lezen), 11 (luisteren), 12 (schrijven), 13 (luisteren), 14 (lezen), 15 (vocabulaire), 18 (spreken), 20 (spreken), 21 (schrijven), 22 (lezen), 23 (spreken)

-

-

Grammatica herhalen

Grammatica

Oefening 1-45

Oefenen met schrijven en spreken

Schrijfopdracht

Opdracht: je nodigt per mail mensen uit voor het avondeten.

Schrijf in je mail: 

- je uitnodiging

- waarom organiseer je het avondeten

- wie er mogen komen

- hoe laat en wanneer zij welkom zijn

- waar zij welkom zijn

- wat zij kunnen meenemen

Schrijfopdracht

Opdracht: je hebt een klacht over je vakantiehotel.

Schrijf in j email:

- wanneer je in het hotel hebt verbleven

- wat je klachten zijn

- wat voor oplossing het hotel jou moet geven

Spreekopdracht (tweetallen)

Opdracht: je voert een kennismakingsgesprek

Vraag in je gesprek:

wie diegene is

waar hij/zij vandaan komt

waar hij/zij woont

hoe veel kinderen diegene heeft

etc. (welke vragen kun je nog meer stellen?)

Spreekopdracht (tweetallen)

Opdracht: je bent benieuwd hoe de vakantie was van jouw vriend.

Vraag in je gesprek:

waar diegene op vakantie is geweest

hoe hij op vakantie is gegaan (auto/trein/vliegtuig)

wat hij/zij heeft gegeten

hoe lang hij/zij op vakantie is geweest

etc. (wat kun je nog meer vragen?)

Huiswerk