Disk thema werk en geld woordenlijst JFR

Disk thema geld en werk
Wat gaan we in deze les doen?
- praten over beroepen
- woorden uit de woordenlijst behandelen
       DISK thema werk en geld
- Wat gaan we doen?
- praten over beroepen
- beroepen raden
- een video kijken
- nieuwe woorden lezen
- een korte quiz
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Disk thema geld en werk
Wat gaan we in deze les doen?
- praten over beroepen
- woorden uit de woordenlijst behandelen
       DISK thema werk en geld
- Wat gaan we doen?
- praten over beroepen
- beroepen raden
- een video kijken
- nieuwe woorden lezen
- een korte quiz

Slide 1 - Tekstslide

Welke beroepen ken jij?
Schrijf ze op.

Slide 2 - Open vraag

Wat is het beroep van je vader/moeder?
Welk beroep wil jij zelf later hebben?
              
boer
 dokter
               monteur
kapper

Slide 3 - Tekstslide

wat voor beroep
wil jij gaan doen in de toekomst ?

Slide 4 - Open vraag

Raad het beroep:

de winkel
de kassa
het voedsel
de bloemen
kopen
verkopen
aardig zijn


Raad het beroep

de stoel
de spiegel
het schort
de kam
de schaar
knippen
verven

Slide 5 - Tekstslide

Raad het beroep:

vies
kapot
de werkbroek
het gereedschap
de auto
repareren
Raad het beroep:

de zieke mensen
beter maken
de spuit
prikken
het ziekenhuis
de witte kleren

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Je keek naar het beroep van een HOVENIER. 

Nadat je klaar bent op school ga je werken. Je wilt een baan bij een bedrijf waar je met plezier naartoe gaat.  Je krijgt een baas en collega's waarmee je samenwerkt.

Misschien heb je nu al een baan na schooltijd? Dat noem je een bijbaan. Je verdient geld, een inkomen. Voor een bijbaan heb je meestal geen diploma nodig.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer je werkt moet je belasting betalen aan de overheid. Het belastinggeld wordt gebruikt voor belangrijke dingen. Er gaat bijvoorbeeld geld naar ziekenhuizen en het leger. 

Je baas betaalt een deel van jouw belasting aan de 
overheid. Het bedrijf betaalt al iets van jouw salaris.
Je krijgt nooit alles wat je verdient.

Je verdient een bruto bedrag, maar krijgt het netto bedrag op je rekening gestort.



Slide 9 - Tekstslide

       Bruto en netto. Dat ziet er zo uit:

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het salaris?
A
Geld dat je moet betalen.
B
Briefgeld
C
Geld dat je verdient.
D
Een kadootje

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'iets' ?
A
heel veel
B
niks
C
nooit
D
heel weinig

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een bijbaan?
A
Werk als je een diploma hebt
B
werk na schooltijd
C
Geen leuk werk.
D
weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Wie vertelt jou op je werk wat je moet doen? Dat is je b . . . .
Geef je antwoord op je telefoon.

Slide 14 - Open vraag