Lees paragraaf 5.1 goed door. Lees deze Lesson up goed door.
Maak uit je boek de vragen : 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 10 (vanaf blz 132)
Maak de vragen in Lesson up.
Vul de woordenlijst in van 5.1
Slide 18 - Tekstslide
Oefenen
Maak de volgende oefenvragen.
Pak je boek erbij! Als je iets niet weet, zoek het dan op in je boek.
Slide 19 - Tekstslide
Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Slide 20 - Quizvraag
wat is CAO?
A
afspraken over de Arbeidsvoorwaarden
B
ingeschreven staan bij het UWV
C
redenen om te willen werken
D
een bedrijf die daklozen helpt aan werk
Slide 21 - Quizvraag
Voor wie geld een CAO?
A
iedereen binnen een bedrijfstak
B
alle werknemers van NL
C
iedereen van een bepaald bedrijf
Slide 22 - Quizvraag
Als de overheid de belastingen verlaagt?
A
dan stijgt het bruto loon
B
dan neemt de consumptie af
C
dan stijgt het netto loon
D
dan geef je minder uit
Slide 23 - Quizvraag
Meneer Boet heeft een bruto loon afgesproken met zijn werkgever van €4200. Aan loonheffing en sociale moet meneer Boet € 1500 euro afdragen. Hoeveel is zijn Netto Loon
A
€4200
B
€ 1500
C
€ 2700
D
€ 1700
Slide 24 - Quizvraag
Het geld wat je op de rekening gestort krijgt, dat is je
A
Netto loon
B
Bruto loon
Slide 25 - Quizvraag
Netto loon is
A
bruto loon + loonbelasting + premies
B
bruto loon minus vakantiegeld
C
bruto loon - (loonbelasting+premies)
D
altijd te weinig
Slide 26 - Quizvraag
1) bruto loon is lager dan netto loon 2) tussen bruto en netto loon zitten belastingen en werkgeverspremies
A
beide juist
B
1 juist
2 onjuist
C
1 onjuist
2 juist
D
beide onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Met een tijdelijke baan heb je werk voor?
A
bepaalde tijd
B
onbepaalde tijd
C
altijd
D
zonder proeftijd
Slide 28 - Quizvraag
Netto loon is
A
bruto loon + loonbelasting + premies
B
bruto loon minus vakantiegeld
C
bruto loon - (loonbelasting+premies)
D
altijd te weinig
Slide 29 - Quizvraag
Vanaf welke leeftijd is er sprake van 100% Wettelijk minimumloon
A
21
B
22
C
24
D
23
Slide 30 - Quizvraag
Welke 2 wetten beschermen de werknemers
A
UWV en Arbowet
B
Arbowet en wettelijke gelijkheid
C
Arbowet en Arbeidstijdenwet
D
Arbeidstijdenwet en UWV
Slide 31 - Quizvraag
Met een tijdelijke baan heb je werk voor?
A
bepaalde tijd
B
onbepaalde tijd
C
altijd
D
zonder proeftijd
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Slide 33 - Quizvraag
Juist of onjuist? Het minimumloon is voordelig voor werkgevers.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Deze wet regelt de werk- en rusttijden
A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
Slide 35 - Quizvraag
Hoe jonger iemand is hoe lager het minimumloon is?