H1.8 / 2.8 spelling (les 2)

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek op pagina 80
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek op pagina 80

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg leestekens 1.8/2.8 spelling
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken


1.8 spelling opdrachten:
3, 5 a t/m d, 6, 5f.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de HZ en BZ? (p. 80)
6d.
Het kind verandert vervelend gedrag, omdat het merkt dat iedereen hem in de gaten houdt.

Stap 1: zoek de persoonsvormen.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je de HZ en BZ? (p. 80)
6d.
Het kind verandert vervelend gedrag, omdat het merkt dat iedereen hem in de gaten houdt.

Stap 1: zoek de persoonsvormen.
Stap 2: zoek de onderwerpen.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je HZ en BZ? (p. 80)
6d.
Het kind verandert vervelend gedrag, omdat het merkt dat iedereen hem in de gaten houdt.

Stap 1: zoek de persoonsvormen.
Stap 2: zoek de onderwerpen.
Stap 3: doe de test: past 'niet' tussen o en pv?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je HZ en BZ? (p. 80)
6d.
Het kind verandert vervelend gedrag (HZ)//, omdat het merkt (BZ) // dat iedereen hem in de gaten houdt (BZ).

Stap 1: zoek de persoonsvormen.
Stap 2: zoek de onderwerpen.
Stap 3: doe de test: past 'niet' tussen o en pv?

Slide 7 - Tekstslide

Lees deze tekst voor jezelf, wat valt op?
elke zin begint met een hoofdletter en eindigt meestal met een punt dit is handig omdat je dan tenminste weet welke woorden van de zin bij elkaar horen anders kan het een wirwar van woorden worden soms staat er een vraagteken of uitroepteken aan het einde van de zin in plaats van een punt dan weet je beter wat de schrijver bedoelt ben je het daarmee eens of vond je deze tekst wel prettig lezen zo zonder leestekens

Slide 8 - Tekstslide

Leestekens (p. 81, 163)
punt, uitroepteken, vraagteken

dubbele punt

aanhalingstekens

komma

Slide 9 - Tekstslide

Een dubbele punt gebruik je:
  • bij een opsomming
Ik koop altijd het volgende: een peer, een banaan en een appel.
  • voor een voorbeeld of een uitleg
Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.
  • voor een citaat
De coach zegt:  'Meedoen is belangrijker dan winnen.'

Slide 10 - Tekstslide

Aanhalingstekens gebruik je:
1. Als je iets opschrijft precies zoals het gezegd/geschreven wordt (citaat).
De coach zei: 'We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.'
2. Als je een woord op een andere manier moet lezen.
'Mooie vriend' ben jij zeg!                                

Slide 11 - Tekstslide

Een komma gebruik je:
1 tussen twee gezegdes (samengestelde zin)
Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.
2 in een opsomming 
Meng de komkommer met de sla, de tomaten, de uitjes en de dressing.
3 tussen twee bijvoeglijke naamwoorden
Dat is een mooie, rode auto.
4 bij woorden als toch, ja, hoor en oké
Ja, ik bel je morgen. Dat is goed, toch?
5 voor voegwoorden als ze midden in de zin staan (zoals want, maar, omdat)
Ik trek een droge broek aan, want ik ben natgeregend.

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
  • Werk alleen, maak de opdrachten in je leerwerkboek.
  • Je kijkt zelf na met de studiewijzer in Magister.
  • Weet je iets niet? 
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg zachtjes met je buur.
  3. Vraag het mij.

Slide 13 - Tekstslide

Maken
Paragraaf 1.8
Luister naar de tekst voor opdracht 11a.
Maak 8 a t/m d. Kijk zelf na.

Klaar? Maak digitaal: Test jezelf 1.8.




Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting
  • Huiswerk volgende les staat in Magister.
  • We gaan verder met paragraaf 2.8 onderdeel spelling.

Slide 15 - Tekstslide