Unidad 3 lección 3

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 
  • R: Ken je de bezittelijke voornaamwoorden
  • T1: kan je de juiste bezittelijke voornaamwoorden in de juiste vorm invullen.
  • R: Kan je het woord Hay gebruiken
  • T1: Hay in d juiste context gebruiken voor je casa ideal

 

Slide 4 - Tekstslide

Pronombres Posesivos

  • Bezittelijke voornaamwoorden
  • Woorden als mijn, jouw, uw en zijn zijn bezittelijke voornaamwoorden: 'Dat is mijn fiets', 'Vergeet jouw/uw tas niet! ', 'Ik houd van de herfst en zijn kleuren. 

  • Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon, dier, ding of instantie en een zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende posesivos
mi(s)
vuestro/a/os/as
su(s)
tu(s)
nuestro/
a/os/as

mijn
uw
jouw
hun
zijn
jullie
haar
ons/onze

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende posesivos
mi - mis
su - sus
tu - tus

mijn

jouw

zijn

haar

Slide 7 - Sleepvraag

Bezittelijk voornaamwoord
¿Ellas son ..(vosotros).. amigas?
A
Vuestras
B
Vuestros
C
Nuestras
D
Nuestros

Slide 8 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord:
Estos son ... (mijn)... padres
A
mis
B
tus
C
mi
D
su

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 8
b. no, son sus abuelos
c. no, es su padre
d.no, son sus medios hermanos
Opdracht 9 www.mijnwoordenboek.nl
a. Este es mi hermano Martín y su mujer Kim.
b. Mis abuelos.
c. Mi mejor amiga con sus hermanos y hermanas.
d. Mi amigo Marc con su perro.
e. Mi amiga Sandra con su maestra, Martina.
f. Joris y Meryem con sus hijos Sam y Sofía.

Slide 10 - Tekstslide

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in

1. ¿Dónde viven______padres? (ella)
A
su
B
sus

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in, in de zin:

".... (mijn) pantalones son rojos."
A
Nuestro
B
Mis
C
Mi
D
Nuestros

Slide 12 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord.
Kies het juiste woord:

_________apartamento está en una calle tranquila.
A
nuestra
B
nuestro
C
nuestros
D
nuestras

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in

¿Estás contento con ______ regalo?
A
tu
B
tus

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Mi casa ideal

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 21 - Tekstslide

Individueel of groepen van twee
Opdracht 12, pagina 52 Werkboek Bezittelijke voornaamwoorden

  • Er zijn vier kolommen met woorden.
  • Maak vijf zinnen met de woorden uit elke kolom.
  • Bijvoorbeeld: Ernesto ordeno su habitación.
  • Ernesto heeft zijn kamer opgeruimd.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 4 
pagina 54
Schrijf op de volgende dingen of wel of niet in jouw huis zijn.
Voorbeeld:

Hay una radio en el cuarto de baño

Tekstboek pagina 58, onderdeel B

Slide 23 - Tekstslide

HAY
ESTAR
SER
en la clase
las dos de la tarde
un, una,
unos, unas
pocas  tiendas
en Barcelona
mi hermano
alto, simpática
dos libros
de Barcelona
Profesora, policía
tres gatos
en el supermercado
triste (verdrietig)
enfermo (ziek)
cansado/a
Holandés

Slide 24 - Sleepvraag

en mi barrio 
hay una piscina
hay un gimnasio
hay una estación de metro
hay una escuela
hay una panadería

Slide 25 - Sleepvraag

HAY O ESTAR
hay
están
está
¿Dónde ____ el hotel?
¿Dónde____ las sillas?
La señora ___  en el parque
En mi ciudad no ___ un parque.
En mi ciudad ____ muchas bicicletas.

Slide 26 - Sleepvraag

Tekst
Hay
Ser
Estar
zijn
er is/ er zijn
zijn/ zich bevinden

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep het antwoord naar de juiste plek. Meerdere antwoorden mogelijk.
3. ¿Dónde............la tienda de ropa?
1. Aquí no..........un supermercado.
2. Pedro............profesor de español.
5. En el centro...........unos parques bonitos.
4. Carlos y tú.............en la escuela.
6. El bolígrafo.............en el estuche.
hay
está
estáis
hay
es
está

Slide 28 - Sleepvraag

Estar
Hay
un supermercado
la escuela
mucha gente
nosotros
tres profesores
mis amigos
una amiga
los leones
un gato

Slide 29 - Sleepvraag

Heeft je huis 3 kamers?

Slide 30 - Poll

Heeft je huis een zolder?

Slide 31 - Poll

Ik vond deze les...
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll