Een beschouwing is een geschreven tekst over een stelling/mening, waarbij het de bedoeling is de lezer zoveel mogelijk kanten van het verhaal aan te bieden (doel: informeren), zodat de lezer zijn eigen mening kan vormen.
Slide 8 - Tekstslide
Theorie beschouwing
Beschouwing = lezer laten nadenken over een bepaalde kwestie
Wat moet je doen:
uitleggen waarom iets een probleem is
verschillende verklaringen/oorzaken voor het probleem
verschillende oplossingen voor het probleem
de voor- en nadelen van de voorgestelde oplossingen
verschillende meningen van deskundigen
Slide 9 - Tekstslide
Verschil betoog?
Wat is het verschil met een betoog? -> in een betoog probeer je de lezer te overtuigen van jouw mening, in een beschouwing mag de lezer zelf een oordeel vellen aan de hand van verschillende meningen.
Slide 10 - Tekstslide
Overeenkomsten betoog?
Wat is wel hetzelfde?
Opbouw: inleiding, middenstuk, slot
Inleiding: beginnen met aandachttrekker, onderwerp introduceren, hoofdvraag (ipv standpunt)
middenstuk: per mening/voor- of nadeel/oplossing een alinea
Slot: korte samenvatting, hoofdvraag herhalen
Slide 11 - Tekstslide
Inleiding
- Waarom dit onderwerp?
- Waarop reageer je?
- Wat komt er zoals aan de orde; noem je deelonderwerpen/standpunten
- Formuleer jullie eigen mening (ik vind dat…), omdat/want
- De mening moet helder geformuleerd zijn.
Slide 12 - Tekstslide
Middenstuk
In het middenstuk ga je het onderwerp van alle kanten belichten.
1. Kort informatieblok over het onderwerp
2. Noem tenminste drie kanten van de zaak en werk de meningen uit met argumenten, waarbij je de signaalwoorden want/omdat gebruikt.
Slide 13 - Tekstslide
Slot
Het eindstuk is de afsluiting. Je geeft een conclusie of een samenvatting. De afsluiting moet logisch voortkomen uit het middenstuk en terugwijzen naar de probleem- of vraagstelling.
Bijvoorbeeld:
Concluderend kunnen we zeggen dat de mobiele telefoon voortaan……, want……..
Let op: Er worden bij die afsluiting dus géén nieuwe feiten gepresenteerd!