Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Kerst-spelling
Kerstsquiz Nederlands
1 / 32
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Kerstsquiz Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Wat is correct geschreven?
A
Kerstmis
B
kerstmis
C
kerst-mis
D
Kerst-mis
Slide 2 - Quizvraag
Wat vieren we (volgens het christelijk geloof) met Kerstmis?
A
De vruchtbaarheid van de grond
B
De geboorte van Jezus Christus
C
De wederopstanding van Jezus Christus
D
Dat we eindelijk de foute kersttrui uit de kast mogen halen
Slide 3 - Quizvraag
Met kerst (versieren, tt) mijn vader altijd het hele huis.
A
versierd
B
versiert
C
versierde
D
versier
Slide 4 - Quizvraag
Hij (houden, tt) ervan om het hele huis in het licht te zetten.
A
houd
B
houdt
C
hield
D
hieldt
Slide 5 - Quizvraag
Na het versieren van het huis,
(braden, tt) vader het vlees.
A
braad
B
braadt
C
braden
D
brade
Slide 6 - Quizvraag
Het hele huis (ruiken, tt) dan heerlijk naar gebakken vlees.
A
ruikt
B
ruikd
C
ruiken
D
rook
Slide 7 - Quizvraag
Neologisme: Wat is een 'boomfluencer'?
A
Iemand die ziektes bij bomen vaststelt
B
Iemand die bomen knuffelt en daar selfies van maakt
C
Iemand die online kerstbomen promoot
D
Iemand die dagelijks in bomen klimt
Slide 8 - Quizvraag
Wat is correct geschreven?
A
Eerste Kerstdag
B
Eerste kerstdag
C
eerste kerstdag
D
eerste Kerstdag
Slide 9 - Quizvraag
Met kerstavond hebben wij het vlees helemaal (opeten, vd).
A
opeten
B
opgeëten
C
eet op
D
opgegeten
Slide 10 - Quizvraag
Doordat het vlees na kerstavond al op (zijn, vt), hebben wij op eerste kerstdag vegetarisch gegeten.
A
is
B
geweest
C
was
D
bent
Slide 11 - Quizvraag
Ik (vinden, tt) dat persoonlijk een goede zaak: eigenlijk zou iedereen altijd vegetarisch moeten eten!
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vinden
Slide 12 - Quizvraag
Er zijn heerlijke gerechten die geen vlees of vis (bevatten).
A
bevat
B
bevatte
C
bevatten
D
bevaten
Slide 13 - Quizvraag
Etymologie: Waar komt het woord 'kerst' oorspronkelijk vandaan?
A
Het is een verbastering van 'Christus'
B
Van het Germaanse 'Kerstmahl'
C
Van het Latijnse 'Caritas' (='deugd')
D
Van het Nederlandse 'Kerstmis'
Slide 14 - Quizvraag
Neologismen: Wat betekent 'uitbuikmodus'?
A
In slaap vallen tijdens het kerstdiner
B
Knoop van broek openmaken na het eten
C
Het gehele kerstdiner in het toilet uitkotsen
D
Rusten na het kerstdiner
Slide 15 - Quizvraag
Ik heb vaker met alleen groenten de heerlijkste gerechten (maken, vd).
A
maken
B
gemaakdt
C
gemaakd
D
gemaakt
Slide 16 - Quizvraag
Sowieso is heel Kerstmis een zeer milieu-onvriendelijk feest: denk aan al die bomen die (kappen, vd) worden!
A
kapt
B
kappen
C
gekapt
D
gekapd
Slide 17 - Quizvraag
Waarom zet men eigenlijk een kerstboom op? Deze traditie...
A
stamt uit de tijd van de Germanen: bomen brengen zuurstof: dit had Jezus nodig om te overleven.
B
stamt uit geen enkele tijd: de boom heeft geen enkele betekenis
C
stamt uit de tijd van de Romeinen: groene takken staan voor vruchtbaarheid en goddelijkheid
D
stamt uit de pre-historie: bomen waren zeldzaam en uniek. Een boom staat voor welvaart.
Slide 18 - Quizvraag
Etymologie: Wat betekent 'advent' in het Latijn? (denk aan 'adventkalender')
A
Aankomst
B
Feest
C
Tijd
D
Kribbe
Slide 19 - Quizvraag
En dan al die kerstverlichting... wat een energieverspilling (zijn, tt) dat!
A
was
B
is
C
geweest
D
ben
Slide 20 - Quizvraag
Vorig jaar (branden, vt) er wel 200 kerstlampjes gemiddeld per huishouden!
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
brandt
Slide 21 - Quizvraag
Daarmee (heb, vt) je een jaar lang een volledig dorp van stroom kunnen voorzien.
A
heb
B
hebt
C
had
D
gehad
Slide 22 - Quizvraag
Dus: (denken, gw) een beetje aan het milieu deze kerst, en doe die lampjes eens wat vaker uit.
A
denken
B
dacht
C
dachten
D
denk
Slide 23 - Quizvraag
Hoeveel kerstbomen worden er jaarlijks verkocht in Nederland?
A
2,6 miljoen
B
4,1 miljoen
C
8,3 miljoen
D
25,3 miljoen
Slide 24 - Quizvraag
En van een dagje geen vlees
(worden, tt) ook niemand slechter!
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden
Slide 25 - Quizvraag
Hoeveel procent van de Nederlanders gaat gourmetten met de kerstdagen?
A
20%
B
45%
C
63%
D
80%
Slide 26 - Quizvraag
Waar komt 'gourmetten' oorspronkelijk vandaan?
A
Frankrijk
B
Nederland
C
Zwitserland
D
Verenigde Staten
Slide 27 - Quizvraag
En dan al die (meervoud van cadeau)... zijn die ook echt nodig?
A
kerstcadeauen
B
kerstcadeau's
C
kerstcadeaus
D
kerstkadoos
Slide 28 - Quizvraag
Een (verkleinwoord van cadeau) van de kringloopwinkel of van Marktplaats is toch ook goed?
A
cadeautje
B
cadeau'tje
C
cadeauje
D
kado'tje
Slide 29 - Quizvraag
De overconsumptie is laatst (bekronen, vd) tot één van de grootste mondiale problemen.
A
bekronen
B
bekroont
C
bekroond
D
gekroond
Slide 30 - Quizvraag
Maar ondanks alles wordt jullie een fantastische, onvergetelijke vakantie (wensen, vd)!
A
gewenst
B
gewensd
C
gewensdt
D
verwenst
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Kerst-spelling
26 dagen geleden
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling groep 8
Oktober 2024
- Les met
21 slides
Spelling
Basisschool
Groep 8
Tegenwoordig deelwoord + rest hh
Januari 2021
- Les met
48 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7,8
Extra oefenen werkwoorden: PV-tt PV-vt en VD
Oktober 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Werkwoordspelling extra oefenen.
December 2020
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Werkwoordspelling
September 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
pta toets 462 Nederlands werkwoorden 4 G/T
Januari 2021
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 4
pta toets 462 Nederlands werkwoorden 4 kader
Januari 2021
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4