Argumenteren en Literaire begrippen - les 5a

Thema en motieven
Ik kan het thema en de motieven van een verhaal benoemen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema en motieven
Ik kan het thema en de motieven van een verhaal benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Animatiefilm Father and Daughter
Denk na over de volgende vragen:
  • Waar gaat het verhaal over?
  • Welke elementen zie je steeds terugkeren?
  • Waarom kiest de filmmaker juist voor deze elementen?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Animatiefilm Father and Daughter
Denk na over de volgende vragen:
  • Waar gaat het verhaal over?
  • Welke elementen zie je steeds terugkeren?
  • Waarom kiest de filmmaker juist voor deze elementen?

Slide 4 - Tekstslide

Thema
Een literaire tekst heeft een boodschap in de vorm van een thema. Die boodschap vormt de diepere bedoeling van het verhaal. Daarin verwoordt de schrijver zijn kijk op de mens of op de samenleving.

Het thema wordt zichtbaar gemaakt door het geheel aan beschreven situaties, ruimtes, verhaalfiguren (gedrag, gedachten, gevoelens).

Slide 5 - Tekstslide

Thema
Veel voorkomende thema's:
-liefde                                                  -ziekte
-vriendschap                                    -criminaliteit
-conflict
-eenzaamheid
-verslaving
-discriminatie
-dood

Slide 6 - Tekstslide

Thema
Een thema kun je soms in één woord beschrijven. Soms moet je een hele zin gebruiken:
-Eenzaamheid
-De loyaliteit van ouders aan hun kinderen
-Verzet tegen onderdrukking heeft een hoge prijs.

Slide 7 - Tekstslide

Motieven 
De lezer krijgt tijdens het lezen signalen die wijzen op het thema. Deze signalen noem je motieven. Dat kunnen gebeurtenissen, verhaalfiguren, dieren, melodieën of voorwerpen zijn die herhaaldelijk terugkomen in het verhaal.

Een motief is dus een terugkerend element in het verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Abstracte motieven
Abstracte motieven komen niet letterlijk voor in het verhaal. Vaak kun je ze afleiden uit de beschreven situaties Voorbeelden van abstracte motieven zijn angst, eenzaamheid, gevaar, liefde, dood, ....

Slide 9 - Tekstslide

Leidmotieven
Leidmotieven zijn expliciet, ze komen letterlijk voor in het verhaal. Denk hierbij aan een bepaalde kleur, een bepaald voorwerp of een dier. Het zijn vaak details die op het eerste gezicht onbelangrijk zijn, maar een diepere betekenis krijgen doordat ze terugkeren in het verhaal.

Voorbeelden: een kruispunt, een sleutel, een ring, een fiets, ...


Slide 10 - Tekstslide

Leidmotieven
Ook symbolen kunnen als motief fungeren: getallen, voorwerpen, dieren of kleuren die min of meer een vaststaande betekenis hebben.
rood -> kleur van de liefde of gevaar
uil -> teken van wijsheid
duif -> teken van vrede of hoop

Slide 11 - Tekstslide

Schrijversmotief
Een schrijversmotief is een motief dat in het hele oeuvre van een schrijver terugkomt. Bij schrijver Maarten 't Hart is dat bijvoorbeeld de strijd met het gereformeerde geloof. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe stel je een thema vast?
Denk na over het hele verhaal en stel de volgende vragen:
-Wat is de belangrijkste gedachte over het onderwerp van de schrijver?
-Welke motieven en symbolen staan er in het verhaal?
-Wat zegt de titel (eventueel ondertitel en het motto)?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Mogelijke vragen
Vriendschap is een belangrijk thema in De jongen in de gestreepte pyjama. Hoe weet je dat dit fragment over vriendschap gaat?

Vind je dat Bruno en Shmuel echte vrienden zijn? Leg je antwoord uit.

Het hek is een belangrijk terugkerend element (motief). Wat is hier de symbolische functie van denk je?

Slide 15 - Tekstslide

3 PAK 
Wat kun je vertellen over het thema en de motieven in Dingen die ik haat (verhaal 1 - 3PAK)?

Slide 16 - Tekstslide

3 PAK 
We lezen verder in het tweede verhaal.

Slide 17 - Tekstslide

Lezen

"Ik kan beargumenteerd verslag doen van mijn leeservaring."

Slide 18 - Tekstslide

Identificatie
Een lezer moet zich met de hoofdpersoon kunnen identificeren: hij moet zich op de een of andere manier betrokken voelen bij het lot van de hoofdpersoon.

De schrijver moet er daarom voor zorgen dat de hoofdpersoon altijd in meer of mindere mate sympathiek op de lezer overkomt, ook bij 'schurken'.

Slide 19 - Tekstslide

Emotionele spanning
Als je je met een van de personages identificeert, wil je graag dat het goed met ze gaat. Een schrijver kan hier mee spelen, door er bijvoorbeeld voor te zorgen de lezer al meer weet dan de personages. Als lezer wil je ze bijvoorbeeld waarschuwen om ze te behoeden voor mogelijke ellende. Je spreekt dan over emotionele spanning.

Slide 20 - Tekstslide

Intellectuele spanning
Wanneer je juist minder of net zo veel weet als de personages, spreek je van intellectuele spanning. Je vraagt je dan van elk persoon af of hij wel de waarheid spreekt en of hij niet meer weet dan dat hij zegt. Je puzzelt als het ware mee met de hoofdpersoon die de zaak op moet lossen.

Slide 21 - Tekstslide

Mogelijke vragen
De ik-persoon vertelt veel over zichzelf en haar familie. Welk effect heeft dit op jou als lezer?

In de laatste alinea lees je wat de ik-verteller heeft gedaan. Heeft dit gevolgen voor wat je van haar vindt? Leg je antwoord uit.

Waarom denk je dat de ik-persoon een brief schrijft aan meneer Harris?

Slide 22 - Tekstslide

Geïnteresseerd?
De 15-jarige Zoe heeft een afschuwelijk geheim. Ze voelt zich daarom verwant met Stuart Harris, een Amerikaanse crimineel die in de dodencel wacht op de uitvoering van zijn doodvonnis. Als geen ander weet hij hoe het is om te leven met geheimen en leugens. In een wanhoopsdaad schrijft Zoe lange brieven aan de veroordeelde, en de lezer wordt stukje bij beetje deelgenoot gemaakt van het drama van liefde en verraad dat zich in haar leven heeft voltrokken.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide