samenhang tussen inkomen(=productie=aanbod), reële rente en inflatie.
Op de korte termijn heeft hogere inflatie impact op inkomen, reële rente en inkomen.
Wat bepaalt werkelijke inflatie
1) verwachte inflatie (KT vs LT) slide 6, stijging langs curve
2) omvang output gap
3) mate van prijsflexibiliteit/rigiditeit
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
factor 2: output gap
Laagconjunctuur: lage bezettingsgraad, ruime arbeidsmarkt => prijzen stijgen weinig en inflatie laag
hoogconjunctuur: hoge bezettingsgraad, krappe arbeidsmarkt, druk op prijzen en hogere inflatie
maak opgave 3.24
Slide 6 - Tekstslide
factor 3: mate prijsflexibiliteit
GA curve horizontaal: prijsflexibiliteit totaal ontbreekt (rigide)
inflatie is altijd 0%, output gap en inkomen spelen geen rol. Bij elke hoogte inkomen is inflatie zelfde.
Hoe groter flexibiliteit hoe steiler. Des te sterker reageert inflatie na een schok
opgave 3.27
Slide 7 - Tekstslide
GA-LT
Op de lange termijn leiden hogere inflatieverwachtingen tot het opnieuw onderhandelen van contracten en CAO’s waardoor de GA-curve naar links / omhoog verschuift. Het aanbod neemt langzaam weer af bij ieder inflatieniveau.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Analyse aan de hand van voorbeeld:
Uitgangssituatie:
De economie van een euroland bevindt zich na jaren van economische groei in het langetermijnevenwicht (Y = Y*, feitelijke productie = potentiële productie)
De grootste regeringspartij vindt dat de bevolking moet profiteren van het gestegen nationale inkomen en besluit de autonome overheidsbestedingen te verhogen.
Een econoom analyseert de gevolgen van deze maatregel met onderstaand IS-MB-GA-model. In de uitgangssituatie bevindt de economie zich in situatie Y0 met bijbehorende rente r0 en inflatie π0
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.