2Ha 15092020

Bonjour!
Mardi, le 15 septembre

Prends tes livres et ton iPad!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
Mardi, le 15 septembre

Prends tes livres et ton iPad!

Slide 1 - Tekstslide

Vaste klascode:
dmmrh

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • Even 5 minuten leren
  • Les devoirs

  • Bron A (1e) + C (2e)
  • Zelfstandig werken
  • Les devoirs

Slide 3 - Tekstslide

Even 5 minuten leren
  • Vocabulaire A FN (blz. 40 WB)
  • Uit je boek, niet digitaal!!!
  • Met een schrift

timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Quizlet
Via de app of via de website.
Kom in mijn klas: 
https://quizlet.com/join/s2dNJWdVz?i=15lyk4&x=1rqt
Mijn gebruikersnaam = MarAbma

Slide 5 - Tekstslide

Verbuga pro
https://www.verbos.eu/Comppro/
ersgle
welkom2012

Slide 6 - Tekstslide

Exercice 1a
1 In (noord-) Amerika
2 B, F & H

Slide 7 - Tekstslide

Exercice 1b
1 De Caribische Zee.
2 Nee. Martinique hoort officieel bij Frankrijk. Daarom kun je er met de euro betalen.
3 In het Frans.
4 Paradijselijke stranden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Exercice 2
a aimer - copain - amoureux - ami - copine
b toujours ensemble - altijd samen
c B, D, E, F, H & I

Slide 15 - Tekstslide

Exercice 3
1 C’est l’heure?
2 Je peux aller aux toilettes?
3 Je peux aller chercher mes affaires?
4 Je peux ouvrir une fenêtre?
5 Je peux poser une question?


Slide 16 - Tekstslide

Bron A exercice 4
a Gezamenlijk 
b Luisteren + maken + nabespreken
c Luisteren + maken + nabespreken
d Luisteren + maken + nabespreken
e Luisteren + maken + nabespreken


Slide 17 - Tekstslide

Bron A exercice 6 + 7


Rest van het lesuur zelfstandig maken.


Slide 18 - Tekstslide

2e lesuur: Bron C


Herhaling ww-er Présent
Uitleg ww-er Passé composé


Slide 19 - Tekstslide

Présent

Het gebeurt nu!
Tegenwoordige tijd

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden ww-er 
  • dansen
  • werken
  • wonen
  • vragen
  • luisteren
  • kijken
  • ontmoeten
  • geven
Exemples
  • danser
  • travailler
  • habiter
  • demander
  • écouter
  • regarder
  • rencontrer
  • donner


Slide 21 - Tekstslide

1 Gemeenschappelijk kenmerk:
De laatste 2 letters zijn:
                                   -ER


Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden ww-er 
  • dansen
  • werken
  • wonen
  • vragen
  • luisteren
  • kijken
  • ontmoeten
  • geven
Exemples
  • danser
  • travailler
  • habiter
  • demander
  • écouter
  • regarder
  • rencontrer
  • donner


Slide 23 - Tekstslide

Gemeenschappelijk = regelmatig
Deze groep werkwoorden noem je door hun overeenkomst (-er) de groep REGELMATIGE werkwoorden -er.
Daardoor kun je er REGELS op loslaten:
ww - -er = stam + uitgang


Slide 24 - Tekstslide

Werkwoord:
  • danser
  • travailler
  • habiter
  • demander
  • écouter
  • regarder
  • rencontrer
  • donner
Stam: 
  • dans
  • travaill
  • habit
  • demand
  • écout
  • regard
  • rencontr
  • donn


Slide 25 - Tekstslide

Stam + uitgang


je stam + e
tu stam + es
il stam + e
elle stam + e
on stam + e
Parler

je parle
tu parles
il parle
elle parle
on parle

Slide 26 - Tekstslide

Stam + uitgang


nous stam + ons
vous stam + ez
ils stam + ent
elles stam + ent

Parler

nous parlons
vous parlez
ils parlent
elles parlent

Slide 27 - Tekstslide

Passé composé

Het is gebeurt in het verleden!
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 28 - Tekstslide

Passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen:
Vorm van AVOIR (= hulpwerkwoord)
Voltooid deelwoord

De vorm van AVOIR hangt af van het persoonlijk voornaamwoord.


Slide 29 - Tekstslide

Avoir = hebben

j'ai
tu as
il a
elle a
on a


nous avons
vous avez
ils ont
elles ont

Slide 30 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord:
Dit zijn de woorden waar in het Nederlands meestal ge- voor staat:
praten - gepraat
kijken - gekeken
luisteren - geluisterd

Slide 31 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord:
In het Frans ga je eerst weer uit van de stam en daarachter zet je een -é
parler - parl - parlé (praten)
regarder - regard - regardé (kijken naar)
écouter - écout - écouté (luisteren naar)

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld: parler > parlé

j'ai parlé
tu as parlé
il a parlé
elle a parlé
on a parlé
praten > gepraat

nous avons parlé
vous avez parlé
ils ont parlé
elles ont parlé

Slide 33 - Tekstslide

Het volt. dw. bij onreg. 

avoir = hebben
être = zijn
faire = maken / doen

ww

eu = gehad
été = geweest
fait = gemaakt/gedaan

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld: avoir > eu

j'ai eu
tu as eu
il a eu
elle a eu
on a eu
hebben > gehad

nous avons eu
vous avez eu
ils ont eu
elles ont eu

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld: être > été

j'ai été
tu as été
il a été
elle a été
on a été
zijn > geweest

nous avons été
vous avez été
ils ont été
elles ont été

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld: faire > fait

j'ai fait
tu as fait
il a fait
elle a fait
on a fait
maken > gemaakt
doen > gedaan

nous avons fait
vous avez fait
ils ont fait
elles ont fait

Slide 37 - Tekstslide

Les devoirs pour jeudi 17 septembre:
Apprends: Vocabulaire A FNNF
Fais: Exercice 6 + 7 + 13c + 13d + 14a (Chapitre 1)
Klaar: Rest exercice 14 of Verbuga Pro: 2H 1.C

Slide 38 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste dat JIJ hebt geleerd deze les?

Slide 39 - Open vraag