In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands 3 havo
Herhaling H1 formuleren
Slide 1 - Tekstslide
Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.
Slide 2 - Tekstslide
Hoofdzin
De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.
Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
Slide 3 - Tekstslide
Bijzin
De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:
Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten.
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.
Omdat Evelien graag koekjes bakt, werkt zij bij de bakker.
Slide 4 - Tekstslide
Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan
Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.
Slide 5 - Tekstslide
Is het deel voor de komma een hoofdzin of een bijzin? Hoewel het morgen gaat regen, gaan we toch naar het buitenzwembad.
A
hoofdzin
B
bijzin
Slide 6 - Quizvraag
Is het deel achter de komma een hoofdzin of een bijzin? Ik ga morgen naar de bioscoop, tenzij het mooi weer wordt.
A
hoofdzin
B
bijzin
Slide 7 - Quizvraag
Is het deel achter de komma een hoofdzin of een bijzin? Omdat de auto stuk is, gaan we dit jaar met het vliegtuig op vakantie.
A
hoofdzin
B
bijzin
Slide 8 - Quizvraag
Is het deel achter de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Josh kaft zijn boeken, omdat hij ze netjes wil houden.
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 9 - Quizvraag
Is het deel achter de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Josh kaft zijn boeken, want hij wil ze netjes houden.
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 10 - Quizvraag
Is het deel achter de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Als Tom nu niet aan het werk gaat, gaat hij niet over.
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 11 - Quizvraag
Is het deel voor de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Terwijl Maartje aan het sporten was, had haar broertje haar kamer versierd.
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 12 - Quizvraag
Uitleg theorie: zinnen onjuist begrenzen
- Verschil hoofdzin en bijzin
- Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt
- In samengestelde zinnen wordt een bijzin meestal van de hoofdzin gescheiden door een komma
Slide 13 - Tekstslide
Uitleg theorie
Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren fout gaan:
1. Soms staat een zinsdeelzin (bijzin) los die eigenlijk uitmaakt van een grotere samengestelde zin (losstaand zinsdeel)
Op het kamp sneden de leerlingen de groenten. Terwijl hun docenten de macaroni kookten in grote pannen.
Slide 14 - Tekstslide
Uitleg theorie
2. Soms worden twee zelfstandige zinnen ten onrechte samengevoegd (zinnen aan elkaar plakken)
Jaarlijks trekken grote aantallen Nederlandse vakantiegangers naar het buitenland, velen van hen verblijven daar in een tent of een caravan.
Twee hoofdzinnen kan je aan elkaar plakken met en, want, maar, of, dus. Als er geen verbindingswoord wordt gebruikt, moet je twee hoofdzinnen van elkaar scheiden door een punt.
Let op kenmerken hoofdzinnen en bijzinnen!
Slide 15 - Tekstslide
Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen.
1. Piet zit met een colaatje in de tuin.
2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de kapper.
3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?
Slide 16 - Tekstslide
Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen.
1. Peter zit met een colaatje in de tuin.
2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de kapper.
3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?
Slide 17 - Tekstslide
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
VB: Evelien werkt bij de bakker.
Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm
VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
Slide 18 - Tekstslide
Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 19 - Quizvraag
Samengestelde zinnen:
Twee of meer hoofdzinnen:
Hoofdzin + hoofdzin
Hoofdzin + meerdere bijzinnen:
Hoofdzin + bijzin + bijzin (kan ook andere volgorde zijn).
Meerdere hoofdzinnen + meerdere bijzinnen
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin (kan ook andere volgorde zijn).
Slide 20 - Tekstslide
Welke 5 voegwoorden horen bij HZ+HZ?
Slide 21 - Open vraag
Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ
Slide 22 - Quizvraag
Wat heb je hier?
Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.
A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
Slide 23 - Quizvraag
Toen ze genoeg getraind had, liep ze de marathon. Wat is de bijzin?
A
Toen ze genoeg getraind had.
B
liep ze de marathon
Slide 24 - Quizvraag
Ze vond dat ze een goede tijd had neergezet. Wat is de bijzin?
A
Ze vond
B
Ze vond dat
C
dat ze een goede tijd had neergezet.
Slide 25 - Quizvraag
Lees de volgende zin. Het gedeelte tussen haakjes is een:
Als je dat nog een keer zegt, ( word ik boos ).
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 26 - Quizvraag
Zinnen correct begrenzen
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
In een samengestelde zin worden de zinnen vaak van elkaar onderscheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt.
Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken (want, omdat, maar, ....)
Slide 27 - Tekstslide
Zinnen correct begrenzen
Hoofdzin + hoofdzin: je zet een punt tussen de twee zinnen.
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen. Ze hoefde haar wekker niet te zetten.
Hoofdzin + bijzin: zet een komma of gebruik een voegwoord.
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen, omdatze haar wekker niet hoefde te zetten.
Slide 28 - Tekstslide
Ik wil graag online onderwijs, omdat ik in de klas zitten niet fijn vind.
A
correct begrensd
B
incorrect begrensd
Slide 29 - Quizvraag
Marjan neemt een hond. Ofschoon ik dat niet leuk vind.
A
correct begrensd
B
incorrect begrensd
Slide 30 - Quizvraag
Stemrecht krijg je vanaf je achttiende, ik vind dat je al moet kunnen stemmen als je zestien bent.
A
correct begrensd
B
incorrect begrensd
Slide 31 - Quizvraag
Terwijl de politie een bon schrijft, zit de automobilist mopperend achter het stuur.
A
correct begrensd
B
incorrect begrensd
Slide 32 - Quizvraag
Correct begrenzen:
1. Zet voegwoorden tussen twee hoofdzinnen! (en, dus, maar, want, of)
2. Laat een bijzin nooit alleen staan. (begint vaak met: omdat, terwijl, want, et cetera)
Slide 33 - Tekstslide
Markeer spelfouten in je tekst, verbeter de woorden. (Verbeter deze zin.)
Slide 34 - Open vraag
Mijn fiets is stuk. Omdat ik over een stuk glas ben gereden. (Verbeter deze zin.)