Going To / Will - Telling about the future

will or going to?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

will or going to?

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
weet je wanneer je 'will' en wanneer je 'going to' moet gebruiken in een zin die over de toekomst gaat

Slide 2 - Tekstslide

Will and Going to

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Dus...........
Deze vorm van de toekomende tijd gebruik je bij aankondigingen, beloftes, aanbiedingen en wanneer je iets niet zeker weet.
Deze vorm van de toekomende tijd gebruik je wanneer je iets heel zeker weet of heel zeker kunt voorspellen. 
to be going to
will (of shall)

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

to be going to + hele werkwoord

Slide 12 - Tekstslide

Peter .... study History after his exams.
A
will
B
is going to

Slide 13 - Quizvraag

What are you doing next weekend?
I .... celebrate my birthday Saturday night.
A
am going to
B
will

Slide 14 - Quizvraag

Maybe I .... go home. Or maybe not. I don't know yet.
A
am going to
B
will

Slide 15 - Quizvraag

Look at the clouds! It ...... rain!
A
is going to
B
will

Slide 16 - Quizvraag

I think the Dutch team .... win the match.
A
is going to
B
will

Slide 17 - Quizvraag

will + werkwoord
will + werkwoord     (I will walk, He will call, We will talk)

- Gebruik je om iets aan te bieden (I will help you out.)
- Bij beloftes (It will be fine, I promise!)
- Bij aankondigingen en besluiten (I will call you tomorrow)
- Voorspellingen zonder bewijs 
   (I don't think she will win the game, but I don't know why)

Slide 18 - Tekstslide

Will + hele werkwoord
Will + (not) + hele werkwoord
I will help you later.
She will not listen to his advice.
Will they be home later today?

Let op:
Shall I help you?

Slide 19 - Tekstslide

will + not = WON'T

Slide 20 - Tekstslide

Future = will
Shall I read ?
will you swim?
will he write?
Shall we  sing?
Will you dance?
Will they  walk ?

Slide 21 - Tekstslide

What is the difference between will and shall?
A
will: I, you, we, they shall: he, she, it
B
Will: enkelvoud Shall: meervoud
C
will: you, he, she, it, they shall: I , we

Slide 22 - Quizvraag



............ we go for a walk?
A
Will
B
Shall
C
Won't
D
Going

Slide 23 - Quizvraag

They ... go to the cinema tomorrow
A
Shall
B
Will

Slide 24 - Quizvraag


I hope we ................... win the match.
A
shall
B
will
C
won't

Slide 25 - Quizvraag