kun je de kenmerken van verschillende vaste tekststructuren benoemen;
kun je een bepaalde tekststructuur herkennen.
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht vorige week Tatoeages op de werkvloer
Wanneer kunnen tatoeages wel en wanneer niet?
In welke werksituaties is het écht beter om tatoeages te bedekken?
Heb je zelf een tatoeage? Wat doe jij als je gaat solliciteren? Waarom?
Heb je zelf geen tatoeages? Zou je er een laten zetten op een plaats die altijd zichtbaar is? Waarom wel of niet?
Schrijf een socialmediabericht over dit onderwerp. Gebruik de standpunt-argument- structuur
Slide 4 - Tekstslide
Tekststructuren
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur
Slide 5 - Tekstslide
Argumentatiestructuur
Inleiding: standpunt
Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag
Voorbeeld: een artikel met de titel "Tatoeages op de werkvloer kunnen echt niet."
Slide 6 - Tekstslide
Aspectenstructuur/indelingsstructuur
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
Slot: samenvatting
Voorbeelden: een artikel met de titel "Welke invloed heeft het coronavirus op jongeren?" of "Huidige trends in kledingstijl."
Slide 7 - Tekstslide
Voor-nadelenstructuur
Inleiding: vraag of stelling
Middenstuk: voordelen// nadelen
Slot: afweging // conclusie
Bijvoorbeeld een artikel met als titel: "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?" of "Kledingruil, de milieuvriendelijkste manier om je garderobe te vernieuwen! Of toch niet?
Slide 8 - Tekstslide
Verklaringsstructuur (vraag-antwoord-structuur)
Inleiding: vraag/verschijnsel
Middenstuk: antwoord
Slot: samenvatting of conclusie
Bijvoorbeeld: "Wat maakt anime zo populair in Japan?"