H3 De samenleving en verschillen § 3.1 Sociale ongelijkheid (1) voor leerlingen

3.1 voor leerlingen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.1 voor leerlingen

Slide 1 - Tekstslide

H3 De samenleving en verschillen 

 § 3.1 Sociale ongelijkheid en § 3.2 Macht

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen Paragraaf 3.1: Sociale ongelijkheid (1)
Ik kan de definitie van het kernconcept ‘sociale ongelijkheid’ geven, herkennen in en toepassen op een (zelfgekozen) bron.
Ik kan een omschrijving geven van het begrip ‘discriminatie’ en kan uitleggen waarom discriminatie verschilt van sociale ongelijkheid.
Ik kan de vier vormen van sociale ongelijkheid noemen, omschrijven, herkennen in en toepassen op een (zelfgekozen) bron.
Ik kan een omschrijving geven van de begrippen ‘maatschappelijke ladder’, ‘beroepsprestigeladder’, ‘sociale stratificatie’ en ‘sociale lagen’ en kan deze herkennen in en toepassen op een (zelfgekozen) bron.



 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sociale (on)gelijkheid
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken van waardering en behandeling.

Slide 5 - Tekstslide

Lees p. 47, 48 en 49

Je ziet hier 2 timers. Een om de leesplek in je boek op te zoeken en de andere om het te lezen. Het afbakenen van de tijd om het te lezen, is bedoeld om je te helpen focus te houden bij de les.
timer
0:30
timer
4:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wie krijgt meer kansen in het onderwijs? Waardoor komt dat?
A
Roderick
B
Jan

Slide 8 - Quizvraag

Wie krijgt meer kansen in het onderwijs? Waardoor komt dat?

Slide 9 - Open vraag

Sociale stratificatie en de maatschappelijke ladder

Slide 10 - Tekstslide

Sociale (on)gelijkheid
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken van waardering en behandeling.

Slide 11 - Tekstslide

Maken § 3.1 Sociale ongelijkheid
E: Opdracht 3 (vraag 1, 2,3,5)
S: 
T: Tekstverkenners § 3.1 (1 t/m 4)
Extra: 5 en extra

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen Paragraaf 3.1: Sociale ongelijkheid (1)
Ik kan de definitie van het kernconcept ‘sociale ongelijkheid’ geven, herkennen in en toepassen op een (zelfgekozen) bron.
Ik kan een omschrijving geven van het begrip ‘discriminatie’ en kan uitleggen waarom discriminatie verschilt van sociale ongelijkheid.
Ik kan de vier vormen van sociale ongelijkheid noemen, omschrijven, herkennen in en toepassen op een (zelfgekozen) bron.
Ik kan een omschrijving geven van de begrippen ‘maatschappelijke ladder’, ‘beroepsprestigeladder’, ‘sociale stratificatie’ en ‘sociale lagen’ en kan deze herkennen in en toepassen op een (zelfgekozen) bron.



 

Slide 13 - Tekstslide