situatie waarin verschillen tussen mensen. in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht propjes
Zorg ervoor dat je papier in de papierbak terecht komt, zonder dat je meer doet dan opstaan.
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht propjes
Waar zouden de papiertjes en de bak symbool voor kunnen staan?
Kon je iets doen aan je positie in de klas?
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht M&M's
Krijg M&M's en zie wat er gebeurt.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht M&M's
Waar zouden de M&M's symbool voor kunnen staan?
Kon je iets doen aan de hoeveelheid die je kreeg?
Slide 7 - Tekstslide
4 vormen van sociale ongelijkheid:
Economische hulpbronnen - geld & bezit
Sociale hulpbronnen - contact
Symbolische hulpbronnen - status en aanzien
Politieke hulpbronnen - macht en gezag
Slide 8 - Tekstslide
Sociale stratificatie: verdeling van groepen in de samenleving waartussen ongelijkheid bestaat. Ander woord: sociale lagen.
Ordenen leidt tot maatschappelijke ladder.
Slide 9 - Tekstslide
Sociale mobiliteit: bewegen op de maatschappelijke ladder.
Positietoewijzing: je plek op de ladder wordt bepaald.
Positieverwerving: je krijgt door werken/opleiding positie op de ladder
Slide 10 - Tekstslide
3 soorten kapitaal:
Economisch kapitaal: bezit en inkomen.
Sociaal kapitaal: connecties en netwerken.
Cultureel kapitaal: kennis, houding, opvatting en smaak passend bij hoge sociale positie.
Slide 11 - Tekstslide
Verzorgingsstaat
verzorgingsstaat heeft als doel om solidariteit te reguleren. Zorgt voor minder sociale ongelijkheid.
Collectieve goederen: voor iedereen beschikbaar, ongeacht je positie. Vb. school, schoon water.
Private goederen: hiervoor moet je betalen, dus exclusief.
Collectieve actie: zorgen voor collectieve goederen.