Spelling p5 tussenletters in samenstellingen

Spelling paragraaf 5
Tussenletters in samenstellingen
blz. 256
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling paragraaf 5
Tussenletters in samenstellingen
blz. 256

Slide 1 - Tekstslide

Maak een samenstelling van het volgende woord.
badkamer + deur

Slide 2 - Open vraag

Maak een samenstelling van het
volgende woord.
laken + set

Slide 3 - Open vraag

Maak een samenstelling van het volgende woord.
horloge + maker

Slide 4 - Open vraag

Maak een samenstelling van het volgende woord.
banaan + schil

Slide 5 - Open vraag

Maak een samenstelling van het volgende woord.
lam + wol

Slide 6 - Open vraag

Maak een samenstelling van het volgende woord.
tand+borstel

Slide 7 - Open vraag

Theorie blz. 130

Slide 8 - Tekstslide

Juiste regel aan samenstelling koppelen...

Slide 9 - Tekstslide

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 10 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 11 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 12 - Quizvraag

Bepaal de juiste samenstelling

Slide 13 - Tekstslide

ambassadeur + woning
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 14 - Quizvraag

verzekering + polis
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 15 - Quizvraag

beuk + nootjes
A
beukenootjes
B
beukennootjes

Slide 16 - Quizvraag

En... werkwoorden (blz. 132)
pv vt: -de(n), dde(n), te(n), tte(n)

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 1, 2, 3 (blz. 131)
Maak opdracht 1, 2, 3, 4.2, 4.3, 5 (blz. 132, 133)
 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide