Toets H3 Op Niveau 3 vmbo

Toets H3
Klik op bewaren om je antwoord op te slaan.
Controleer je antwoorden en lever je toets in.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets H3
Klik op bewaren om je antwoord op te slaan.
Controleer je antwoorden en lever je toets in.

Slide 1 - Tekstslide



1. Een vrouw uit Amerika heeft een bijzonder record ......(behalen).


Lees de zinnen hieronder. Spel de werkwoorden op de juiste manier.
Neem het hele werkwoord over.


Slide 2 - Open vraag


2. Ze heeft sinds 1979 haar nagels niet ...... (knippen).

Slide 3 - Open vraag

3. In dertig jaar zijn ze maar liefst 80 centimeter .....(groeien).

Slide 4 - Open vraag

4. Helaas zijn er een paar ....(afbreken) toen ze struikelde.

Slide 5 - Open vraag



5. raaf

Noteer het meervoud van de onderstaande zeven woorden.
Neem het hele woord over.

Slide 6 - Open vraag

6. lynx

Slide 7 - Open vraag

7. hyena

Slide 8 - Open vraag

8. giraf

Slide 9 - Open vraag

9. kanarie

Slide 10 - Open vraag

10. guppy

Slide 11 - Open vraag

11. kangoeroe

Slide 12 - Open vraag



12. allergie

Noteer het meervoud van de onderstaande woorden (iën of ën). 
Neem het hele woord over.

Slide 13 - Open vraag

13. industrie

Slide 14 - Open vraag

14. porie

Slide 15 - Open vraag

15. twee

Slide 16 - Open vraag



16. Dit is een heel handig a....araat.

Noteer de woorden met puntjes op de juiste manier (kies p of pp) over.
Noteer het hele woord.

Slide 17 - Open vraag

17. Ik vind jouw ring heel a....rt.

Slide 18 - Open vraag

18. Olaf kreeg een tientje voor zijn ra....ort

Slide 19 - Open vraag

19. Volgens mij heb jij heel veel ca....aciteiten.

Slide 20 - Open vraag



20. Ik he....inner me mijn eerste schooldag nog heel goed.


Noteer de woorden op de juiste manier. Kies r of rr. Noteer het hele woord.

Slide 21 - Open vraag

21. In welke pa....agraaf staat 't kofschip uitgelegd?


Slide 22 - Open vraag

22. Deze cheesecake is echt ve....ukkelijk.

Slide 23 - Open vraag

23. Hoeveel sie....aden heb jij wel niet?

Slide 24 - Open vraag




24. Sommige ziektes, zoals ........tropische aandoeningen, kun je voorkomen met een vaccinatie.
Noteer het woord dat in de zinnen past. 
kies uit: bepaalde, gegevens, model, onderstaand, vermogen

Slide 25 - Open vraag




25. De kinderen maken lampions volgens een bepaald .........
Noteer het woord dat in de zin past.
Kies uit bepaalde, gegevens, model, onderstaand, vermogen.

Slide 26 - Open vraag




26. Vanavond zullen de PvdA en de VVD debatteren over de zorgnota.

Wat betekent debatteren?
Lees de zin hieronder. Kies de goede betekenis van het geselecteerde woord.
A
afschieten
B
de ronde doen
C
discussiëren
D
melden

Slide 27 - Quizvraag

27. De identiteit van de dader is nog onbekend.

Wat betekent identiteit?
A
geheel van wegen, havens en vliegtuigen
B
slachtoffers
C
vervelende, plotselinge gebeurtenis
D
wie je bent

Slide 28 - Quizvraag

28.

Door een staking van het spoorwegpersoneel in verband met een loonsverhoging zijn veel reizigers te laat.

Wie is/zijn er de dupe van de actie?
Lees de zin hieronder.
A
de spoorwegen
B
de staking
C
het spoorwegpersoneel
D
veel reizigers

Slide 29 - Quizvraag

29. Geef antwoord op de volgende vraag: waarom vind je in het Nederlands veel Engelse leenwoorden als het om computers gaat?

Slide 30 - Open vraag

30. Geef een voorbeeld van een leenwoord uit het Frans.
Let op! Je mag niet een voorbeeld uit de toets noemen.

Slide 31 - Open vraag

31. Lees de zin hieronder.

Deze winter gaan we langlaufen in Oostenrijk.

Uit welke taal komt het woord langlaufen?
A
Arabisch
B
Duits
C
Engels
D
Frans

Slide 32 - Quizvraag





Op de volgende dia's volgen de opdrachten bij tekst 1.
Lees tekst 1 grondig.
Klik op de luidspreker voor de ingesproken tekst.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

32. In welke alinea staan alleen maar feiten? Noteer alleen het alineanummer.

Slide 35 - Open vraag

33.
a. Verlegen zijn is niet iets negatiefs.
b. Een idool hoort niet verlegen te zijn.
c. Zingen is alleen maar leuk.
d. Nina kan goed zingen.
e. Het is cool dat ik nog steeds mezelf ben.
Geef bij de onderstaande 5 meningen aan van wie dit de mening is.

Slide 36 - Open vraag

34. Bij de mening dat verlegenheid niet iets negatief is, hoort het argument ' het is gewoon een karaktereigenschap'.
Is dit een objectief of een subjectief argument?
Noteer objectief of subjectief.

Slide 37 - Open vraag





Op de volgende dia's volgen de opdrachten bij tekst 2.
Lees tekst 2 grondig.
Klik op de luidspreker voor de ingesproken tekst.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

35. Wat is het tekstdoel?

Slide 40 - Open vraag

36. Is deze tekst objectief of subjectief?
Leg je antwoord uit.

Slide 41 - Open vraag

37. Welke zin geeft het best de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
Surf! is een heel erg goed boek.
B
Surf! is een goed boek.
C
Surf! is een matig boek.
D
Surf! is een slecht boek.

Slide 42 - Quizvraag

38. De schrijfster geeft in de tekst een aantal argumenten om de hoofdgedachte duidelijk te maken. Hoeveel argumenten noemt zij?
A
5
B
2
C
3
D
0

Slide 43 - Quizvraag

39. De schrijfster noemt naast voor- ook tegenargumenten.
Hoeveel tegenargumenten geeft zij? (alleen aantal invullen)

Slide 44 - Open vraag

40. Hoe vond je het om je oefentoets op deze manier te maken?

Slide 45 - Open vraag