creatief schrijven & spelling les 4: meervoud van zelfstandige naamwoorden
Creatief schrijven & Spelling
les 4
Nederlands Periode 1 - leerjaar 1 2021-2022
timer
10:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Creatief schrijven & Spelling
les 4
Nederlands Periode 1 - leerjaar 1 2021-2022
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
... heb je de theorie van de vorige les herhaald. ...heb je verschillen en overeenkomsten gevonden tussen de sprookjes van Grimm en Roald Dahl (Roodkapje).
Slide 2 - Tekstslide
Vooruitblik
... ken je de regels van de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.
Slide 3 - Tekstslide
Regels meervoudsvormen
De meeste zelfstandige naamwoorden zet je in het meervoud door er -(e)n, -s of eren achter te zetten.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Regels meervoudsvormen
Woorden die eindigen op -man kunnen als meervoud ook -lui of lieden hebben.
Dit zijn meestal beroepen
werkman --> werkmannen/werklieden/werklui
zakenman--> zakenmannen/ zakenlieden/zakenlui
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het meervoud van kaas?
A
kaazen
B
kazen
C
kasen
D
kaas heeft geen meervoud
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het meervoud van vee?
A
veeën
B
vee heeft geen meervoud
C
vee
D
vee heeft alleen een meervoud
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het meervoud van mees?
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het meervoud van kip?
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes
Slide 16 - Quizvraag
Waar ligt de klemtoon bij genie?
A
ge
B
nie
C
genie heeft geen klemtoon
Slide 17 - Quizvraag
Hoe schrijf je het meervoud van genie?
Slide 18 - Open vraag
Waar ligt de klemtoon bij melodie?
A
me
B
lo
C
die
D
melodie heeft geen klemtoon
Slide 19 - Quizvraag
Hoe schrijf je het meervoud van melodie?
Slide 20 - Open vraag
Wat is het meervoud van natie?
A
Natieën
B
Naties
C
Natieërs
D
Natieës
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het meervoud van panty?
A
Panties
B
Pantis
C
Pantieën
D
Panty's
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het meervoud van piano?
A
Pianoën
B
Pianos
C
Piano's
D
Pianoos
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het meervoud van groente?
A
Groentes
B
heeft geen meervoud
C
Groenten en Groentes
D
Groenten
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het meervoud van collega?
A
Collegiën
B
Collegas
C
Collegaas
D
Collega's
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het meervoud van horloge?
A
Horloges
B
Horlogen
C
Horlogiën
D
Horloge's
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën
C
zees
D
heeft geen meervoud
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het meervoud van fotograaf?
A
fotograven
B
fotografen
C
fotograaven
D
fotograafen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het meervoud van bureau?
A
bureaus
B
bureau's
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het meervoud van perzik?
A
perzikken
B
perziken
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lolly's
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het meervoud van porie?
A
poriën
B
porieën
C
pories
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboy's
B
cowboys
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het meervoud van ski?
A
skiën
B
ski's
C
skis
D
skisi
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het meervoud van koffie?
A
koffies
B
koffie heeft geen meervoud
Slide 36 - Quizvraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'engel'
Slide 37 - Open vraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'stad'
Slide 38 - Open vraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'ziekte'
Slide 39 - Open vraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'monnik'
Slide 40 - Open vraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'cadeau'
Slide 41 - Open vraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'aardappel'
Slide 42 - Open vraag
Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op. Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.
'rund'
Slide 43 - Open vraag
Ik kan zelfstandige naamwoorden in het meervoud zetten?