H4 - naamvallen + lidwoorden

Het bepaald lidwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het bepaald lidwoord

Slide 1 - Woordweb

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
windrichtingen
meeste het-woorden
de dagen
woorden op -heit, -keit, - schaft - ung, -ik, ion, - tät
de maanden
de jaargetijden
woorden op -chen en -lein
meeste woorden op een -e

Slide 2 - Sleepvraag

Professorin
A
der
B
die
C
das

Slide 3 - Quizvraag

Donnerstag
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quizvraag

Kätzchen
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

Maschine
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quizvraag

Bett
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Direktor
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Zeichnung
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Fräulein
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

het bepaald lidwoord
naamval
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e 
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
2e
des Mannes
der Frau
des Kindes
der Kinder
3e
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4e
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder

Slide 12 - Tekstslide

De naamvallen
Een zin bestaat uit zinsdelen. Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie. Afhankelijk van de functie staat een zinsdeel in een bepaalde naamval: 




1e: Onderwerp + naamwoordelijk deel van het gezegde
2e: Verband tussen twee zelfstandige naamwoorden

3e: Meewerkend voorwerp 
4e: Lijdend Voorwerp + tijdsbepaling zonder voorzetsel 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp


Wie/wat + gezegde*

* gezegde zijn alle werkwoorden in de zin

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld naamwoordelijk deel van het gezegde

Peter is mijn beste vriend​
--> Je kunt 'is' vervangen door wordt én blijft​
--> Peter en mijn beste vriend zijn dezelfde persoon​

 Dus: mijn beste vriend = naamwoordelijk deel van het gezegde (1e naamval )​: Peter ist mein bester Freund.





Slide 15 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?



Wie/wat + gezegde + Onderwerp

Slide 16 - Tekstslide

___ Lehrer stellt ___ Schülerin eine Frage.

Slide 17 - Open vraag

Ich besuche ___ zweite Klasse ___ Gymnasiums

Slide 18 - Open vraag

Hausaufgaben
Grammatikhilfe - Kapitel 5: A + B + D
Für Dienstag 

Slide 19 - Tekstslide