In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
4 vwo ECONOMIE || 2022-2023
Slide 1 - Tekstslide
Door substitutie verandert de omvang van de ...
A
girale geldhoeveelheid
B
maatschappelijke geldhoeveelheid
C
primaire liquiditeitenmassa
D
binnenlandse liquiditeitenmassa
Slide 2 - Quizvraag
Primaire en Secundaire liquiditeiten
Primaire liquiditeiten --> kan je direct mee betalen (bankbiljetten, munten, girale tegoeden)
Secundaire liquiditeiten --> kortlopende vorderingen op banken in handen van het publiek die op korte termijn zonder veel kosten omgezet kunnen worden in primaire liquiditeit (spaargeld) = BIJNA-GELD
Slide 3 - Tekstslide
Secundaire liquiditeiten
1 . Korte termijndeposito's
2. Korte valuta tegoeden
3. Korte spaartegoeden
LEES BLZ 26!!
Slide 4 - Tekstslide
Transformatie
Transformatie is het omzetten van niet-geld in geld of andersom.
Slide 5 - Tekstslide
Wat zou de binnenlandse liquiditeitenmassa kunnen zijn?
A
Al het geld in een land
B
de primaire + secundaire liquiditeiten
C
Hetzelfde als het nationaal inkomen
D
De massa van giraal en chartaal geld
Slide 6 - Quizvraag
Wat is transformatie?
A
Chartaal geld omzetten in giraal geld
B
Giraal geld omzetten in chartaal geld
C
Niet-geld omzetten naar geld en andersom
Slide 7 - Quizvraag
Mutatiebalans van een bank: Activa: kas -€10.000 Passiva: rekening-courant +€10.000 en spaartegoeden -€20.000
Wat is er aan de hand bij de bovenstaande mutatiebalans?
A
Hier is sprake van geldschepping door middel van transformatie
B
Hier is sprake van geldvernietiging door middel van transformatie
C
Hier is sprake van geldschepping door middel van substitutie
D
Hier is sprake van geldvernietiging door middel van substitutie
Slide 8 - Quizvraag
Mutatiebalans van een bank: Activa: kas -€100 Passiva: spaartegoeden - €100
Bij welke transactie hoort de bovenstaande mutatiebalans?
A
Een klant stort € 100 op een spaartegoed
B
Een klant neemt € 100 op van een spaartegoed
C
Een klant schrijft € 100 over van een spaartegoed
D
Een klant leent € 100 van de bank
Slide 9 - Quizvraag
De NV Akzo/Nobel stort $ 3.000.000 bij de ABN-AMRO en laat de tegenwaarde van € 3.800.000 bijschrijven op haar rekening-couranttegoed bij die bank. Door deze transactie zal in Nederland de primaire liquiditeitenmassa ...(1)... en de girale geldhoeveelheid ...(2)...
A
(1) toenemen, (2) toenemen
B
(1) toenemen, (2) gelijk blijven
C
(1) gelijk blijven, (2) toenemen
D
(1) gelijk blijven, (2) gelijk blijven.
Slide 10 - Quizvraag
Mutatiebalansen
Transformatie komt terug op de balans van de bank. Om niet elke keer een nieuwe balans te maken, wordt gebruik gemaakt van mutatiebalansen
Bespreken opdracht 3.10! (SAMEN)
Slide 11 - Tekstslide
De overheid
Rekening waarop de transacties van de Nederlandse rijksoverheid worden geboekt heet 's Rijks schatkist.
- Overheid betaalt aan publiek (vb. loon aan ambtenaren)--> maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt = geldschepping
- publiek betaalt belasting aan de overheid --> maatschappelijke geldhoeveelheid daalt = geldvernietiging
Slide 12 - Tekstslide
Overheidssaldo
Overheidsinkomsten - Overheidsuitgaven
(belastinginkomsten - uitgaven)
Overheid heeft vaak een tekort. (inkomsten < uitgaven)
om het tekort op te vullen leent overheid geld. Zij verkopen staatsobligaties en het publiek koopt die staatsobligatie
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een staatsobligatie?
A
Een lening van een multinational
B
Een verplichting vanuit de ECB
C
Een verplichting vanuit de EU
D
Een schuldbewijs van de overheid
Slide 14 - Quizvraag
Staatsobligaties
De overheid heeft geld nodig om collectieve goederen te leveren. Voor een groot gedeelte komt dit uit belasting. Als de overheid echter meer uitgaven dan inkomsten heeft, moeten ze geld lenen. Dit doen ze via de uitgifte van staatsobligaties. Iemand die een staatsobligatie koopt (hierin belegd), leent geld uit aan de overheid en krijgt rente. Na een bepaalde looptijd krijgt de belegger het uitgeleende geld weer terug.