Havo 2 - lezen h3

Nederlands

Nederlands
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welke tekstverbanden hebben we gisteren behandeld?

Slide 2 - Open vraag

Doel-middel
Vergelijkend
Samenvattend
In vergelijking met
Samengevat
Zodat
Met behulp van
Evenals
Om te
Al met al

Slide 3 - Sleepvraag

De 3 tekstverbanden
  • doel-middel verband - welk middel gebruikt om doel te be- reiken (opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van).
  • vergelijkend verband - laat verschil/overeenkomst zien (net als, zoals, in vergelijking met, evenals; ook de vergrotende trap: meer / groter / beter etc. . . . dan)
  • samenvattend verband - samenvatting (kortom, samengevat, met andere woorden, al met al, samenvattend).

Slide 4 - Tekstslide


Welk tekstverband?

Een heerlijke chocolademousse om indruk te maken op bezoek.

A
samenvattend
B
doel-middel
C
vergelijkend

Slide 5 - Quizvraag

Welk tekstverband?

Vergeleken met gisteren is Lisa vrolijk.

A
doel-middel
B
samenvattend
C
vergelijkend

Slide 6 - Quizvraag

Welk tekstverband?

Kortom: waar komen onze straatnamen eigenlijk vandaan?
A
vergelijkend
B
doel-middel
C
samenvattend

Slide 7 - Quizvraag

Optie 1

Zelfstandig maken 
opdr. 1 en opdr. 2 
(blz. 72-74)
Optie 2

Samen maken opdr. 1 
Zelfst. maken opdr. 2



Slide 8 - Tekstslide

Opdr. 1
1 Uitkomsten Nibud Scholierenonderzoek 2016 / scholieren en geld
2 eigen antwoord
3 in alinea 6 en 7
4 alinea 2: minder dan
alinea 3: In vergelijking met
alinea 4: hoger ten opzichte van – minder … dan – is het populairst
5 zo – maar – ook
6 zo: toelichtend verband – maar: tegenstellend verband – ook: opsommend verband
7 middel: hulp krijgen – doel: online bankieren
8 Het duidt op een opsomming: er worden twee situaties opgesomd waarin scholieren geen hulp van hun ouders krijgen bij internet bankieren.
9 meisjes
10 kleding en schoenen – sieraden en accessoires – uitgaan, café, disco, bioscoop – snoep, eten en drinken – schoolspullen en boeken

Slide 9 - Tekstslide

Opdr. 2
1 kaartjes kopen op internet
2 eigen antwoord
3 Het tweede deel begint bij alinea 5. – toelichting: Deel 1 (alinea 2 t/m 4) gaat over oplichting bij het kopen van kaartjes op internet; deel 2 (vanaf alinea 5) gaat over betrouwbaar kaartjes kopen op internet.
4 a argeloze (al. 1): nietsvermoedende
b oorspronkelijke (al. 1): originele; normale
c gemeen (al. 2): gelijk; hetzelfde
d nadrukkelijk (al. 2): opvallend
e ogen (al. 2): eruitzien
f bemachtigen (al. 3): verkrijgen; te pakken krijgen
g locatie (al. 5): plaats waar iets gebeurt
h met een gerust hart (al. 5): zonder zorgen
i brochure (al. 6): informatieboekje
j doorgaans (al. 6): meestal

Slide 10 - Tekstslide

Opdr. 2
5 (veel) meer dan
6 De oorspronkelijke prijs voor een toegangskaart op een betrouwbare website wordt vergeleken met de prijs die je via een doorverkoper betaalt.
7 (1) middel: doorverkopers (als Giggotickets, Onlineticketshop en Tickettribune) gebruiken in hun advertenties de naam van de officiële aanbieder van concert-, theater- of voetbalkaartjes – doel: kopers op internet laten denken dat ze met een betrouwbare verkoper in contact zijn
(2) middel: de naam van de officiële verkoper staat nadrukkelijk in de kop en link van advertenties – doel: de advertenties zien eruit als ‘echte’ advertenties
8 (1) populaire kaartjes al te koop aanbieden zonder ze in bezit te hebben; (2) vrienden, familie en ingehuurde studenten kaartjes laten opkopen
9 De eerste – Een andere


Slide 11 - Tekstslide

Opdr. 2
10 (1) dat je geen kaartje krijgt; (2) dat je een andere plaats krijgt dan je hebt besteld
11 ook
12 websites (van de artiest, van de locatie waar het evenement wordt gehouden, van de organisator)
13 omstreeks mei – Kort daarna – Vanaf september
14 op de reden dat je bij voetbalwedstrijden helemaal goed moet opletten waar je koopt, omdat je niet in het vak van de tegenpartij wilt terechtkomen
15 Alinea 8 bevat eerst een conclusie uit het eerste deel van de tekst; daarna volgt een samenvatting van het tweede deel van de tekst. (Zie ook het antwoord op vraag 3.)

Slide 12 - Tekstslide

Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Ik kan een vergelijkend en samenvattend en het doel-middelverband in een tekst herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag