NED Spreken: examen voorbereiding

Nederlands Spreken

Examen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands Spreken

Examen

Slide 1 - Tekstslide

Examen
Duur: minimaal 4 minuten en maximaal 6 minuten.

Je gebruikt een presentatiemiddel.

Je praat verstaanbaar en duidelijk, je leest nooit voor.

Doel: duidelijk zijn of het informeren of instrueren is.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het doel van informeren?
A
Je wil dat je publiek wat kan.
B
Je wil dat je publiek informatie weet.
C
Je wil dat je publiek iets gaat doen.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een instrueren?
A
je geeft je mening
B
je probeert te overtuigen
C
je legt stapsgewijs iets uit
D
je neemt een standpunt in

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Presentatiemiddel
Rustig en overzichtelijk
Kort en krachtig
Beeld origineel en pasend

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk:
  • Less = more (hoe minder hoe beter).
  • Kies voor een rustige lay-out/zelfde kleurgebruik/lettertype.
  • Alleen plaatjes als het nut heeft.
  • Steekwoorden i.p.v. zinnen.
  • Contact maken/reageren met het publiek (interactie).
  • Bewust van je eigen non-verbale houding + mimiek.

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw presentatie
Duidelijke en logische opbouw
Inleiding, middenstuk, slot
Geen losstaande stukken, maar verbindingen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Inhoudsopgave
Een inhoudsopgave in je presentatie kan hierbij helpen.

Het zorgt ervoor dat je alle onderdelen in een bepaalde volgorde zet.

In de examenopdracht staan verschillende deelonderwerpen.  Wanneer je die mist, dan is de presentatie onbeoordeelbaar. 

Slide 12 - Tekstslide

Spreekschema
Zorgt dat je duidelijk hebt wat je in de inleiding, het middenstuk en het slot zet.

Zet in het schema de deelonderwerpen en beschrijf (in steekwoorden) wat je daar wil zeggen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden
Een manier om verbanden tussen de onderwerpen duidelijk te maken. Volgorde, reden, conclusie enz.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide