In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Oefentoets Lezen, havo 2
Slide 1 - Tekstslide
Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord? inmiddels
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 2 - Quizvraag
Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord? tegenover
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 3 - Quizvraag
Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord? zoals
A
concluderend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 4 - Quizvraag
Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord? ten eerste
A
concluderend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 5 - Quizvraag
Lees tekst 1.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
de kledingindustrie
B
Fast Fashion
C
Free Fashion Challenge
D
Slow Fashion
Slide 7 - Quizvraag
In alinea 1 staat onder andere een opsommend verband. Aan welk(e) signaalwoord(en) herken je dit tekstverband?
Slide 8 - Open vraag
Antwoord:
Aan de signaalwoorden 'en' en 'ook'.
Slide 9 - Tekstslide
Citeer de kernzin van alinea 2.
Slide 10 - Open vraag
Antwoord:
"Fast Fashion is ... groot geworden zijn."
Slide 11 - Tekstslide
Citeer de kernzin van alinea 3.
Slide 12 - Open vraag
Kernzin:
"Fast Fashion bestaat ... het
straatbeeld ingrijpend veranderd."
Slide 13 - Tekstslide
‘Fast Fashion maakt het helemaal ingewikkeld, [...].’ (al. 6) Hoe komt dat?
A
Binnen het modesysteem zijn tegengestelde verlangens en processen vertegenwoordigd.
B
De modewereld heeft ruimte gecreëerd voor drie begrippen: snel, veel, goedkoop.
C
Het modesysteem is in de greep van paradoxen geraakt.
D
We kopen steeds sneller mode, maar wat we kopen is ook sneller uit de mode.
Slide 14 - Quizvraag
Waarom is er geen sprake van duurzaamheid in de klerenkast van de Nederlandse consument, volgens het onderzoek Slow Fashion, duurzaamheid in uw klerenkast? (al. 7)
A
De fabrikanten produceren te veel in minder tijd.
B
We gaan te veel mee met extreem wisselende trends.
C
We gooien veel te veel kleding weg.
D
We kopen jaarlijks bijna dertig stuks kleding.
Slide 15 - Quizvraag
Aan welke signaalwoorden herken je het tegenstellend verband in alinea 8?
Slide 16 - Open vraag
Antwoord:
Toch, Maar, maar
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Fast Fashion is de naam voor het soort winkelcollecties waarmee H&M, Mango en Zara groot geworden zijn.
B
Fast Fashion is een verschijnsel in de modewereld dat moeilijk uit te bannen is.
C
Het grootste deel van kleding die mensen kopen, eindigt in de prullenmand.
D
Het is voor iedereen aan te bevelen om mee te doen aan de Free Fashion Challenge.
Slide 18 - Quizvraag
Lees tekst 2.
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
de handigheid van de streepjescode voor supermarkten
B
(de ontwikkeling en toepassingen van) de streepjescode
C
de telefoonapplicatie BoodschApp
D
de zestigste verjaardag van de streepjescode
Slide 20 - Quizvraag
Leg het verschil uit tussen ‘fysieke’ winkels en virtual shops.
Slide 21 - Open vraag
Citeer de kernzin van alinea 5.
Slide 22 - Open vraag
Kernzin:
Aan het begin ... een product is.
Slide 23 - Tekstslide
In alinea 7 zit een toelichtend verband, een opsommend verband en een chronologisch verband. Schrijf de signaalwoorden uit alinea 7 op die horen bij deze verbanden.