Talent 5.7 grammatica

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen
Docent checkt HW = 2.6 opdracht 3 t / m 5
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen
Docent checkt HW = 2.6 opdracht 3 t / m 5

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud toetsweek
  • Lezen 1.3 t/m 5.3
  • Grammatica 1.7 + 3.7 + 5.7 (en herhaling klas 1: bn, psv, bzv, vz)
  • Spelling 1.8 t/m 5.8

Kijk ook heel goed naar de stappenplannen en overzichten aan het einde van Werkboek B!!!!

Slide 2 - Tekstslide

Komende lessen
Grammatica:
Woe 12 juni: herhaling ontleden + bijwoordelijke bepaling uitleg
Vrij 24 juni: herhaling bedrijvende lijdende zinnen + bn, psv, bzv, vz

Lezen:
Woe 19 juni: herhaling tekstverbanden met signaal woorden
Vrij 21 juni: tekstdoelen

Spelling:
Woe 26 juni: werkwoordspelling + hoofdletters + trema + apostrof
Vrij 28 juni: vragen stellen en zelfstudie

Slide 3 - Tekstslide

Doel:
Het herkennen van een bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Tekstslide

We gaan de volgende zin ontleden:
Tijdens de wedstrijd heeft Luuk zijn enkel lelijk verzwikt.

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens de wedstrijd heeft Luuk zijn enkel lelijk verzwikt.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Open vraag

......................................................WG................................................................WG.....
Tijdens de wedstrijd | heeft | Luuk zijn enkel lelijk | verzwikt.|

Wat is het onderwerp?

Slide 7 - Open vraag

......................................................WG.........O...................................................WG.....
Tijdens de wedstrijd | heeft | Luuk | zijn enkel lelijk | verzwikt.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 8 - Open vraag

......................................................WG.........O.................LV...............................WG.....
Tijdens de wedstrijd | heeft | Luuk | zijn enkel | lelijk | verzwikt.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 9 - Open vraag

......................................................WG.........O.................LV...............................WG.....
Tijdens de wedstrijd | heeft | Luuk | zijn enkel | lelijk | verzwikt.

Welke stukken blijven over? Dit zijn de bijwoordelijke bepalingen.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Typ jij regelmatig je geboortedatum in een wachtwoordveld?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 12 - Open vraag

.WG............................................................................................................................
Typ | jij regelmatig je geboortedatum in een wachtwoordveld?
Wat is het onderwerp?

Slide 13 - Open vraag

.WG..O....................................................................................................................
Typ| jij| regelmatig je geboortedatum in een wachtwoordveld?
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 14 - Open vraag

.WG..O.....................................................LV...............................................................
Typ| jij| regelmatig | je geboortedatum |in een wachtwoordveld?

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 15 - Open vraag

.WG..O.....................................................LV.............................................................................
Typ| jij| regelmatig | je geboortedatum |in een wachtwoordveld?

Wat is zijn de bijwoordelijke bepalingen?

Slide 16 - Open vraag

.WG..O.........BWB.......................LV.....................................BWB.................
Typ| jij| regelmatig | je geboortedatum |in een wachtwoordveld?

Slide 17 - Tekstslide


Gelukkig gaf mijn mentor mij toch een hoger cijfer!

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 18 - Open vraag

.........................WG...................................................................................................
Gelukkig | gaf | mijn mentor mij toch een hoger cijfer!

Wat is het onderwerp?

Slide 19 - Open vraag

.........................WG..................O.........................................................................
Gelukkig | gaf | mijn mentor | mij toch een hoger cijfer!

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 20 - Open vraag

.........................WG..................O....................................................LV.....................
Gelukkig | gaf | mijn mentor | mij toch | een hoger cijfer!|

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 21 - Open vraag

.........................WG..................O...............MV.................................LV...................
Gelukkig | gaf | mijn mentor | mij | toch | een hoger cijfer!|

Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen?

Slide 22 - Open vraag

....BWB........WG..................O...............MV...BWB..................LV...................
Gelukkig | gaf | mijn mentor | mij | toch | een hoger cijfer!|

Slide 23 - Tekstslide


Haar vader wil haar een reis geven naar Lapland.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 24 - Open vraag

............................WG.........................................WG.........................................................
Haar vader | wil | haar een reis | geven | naar Lapland.
Wat is het onderwerp?

Slide 25 - Open vraag

............O..............WG.........................................WG.........................................................
Haar vader | wil | haar een reis | geven | naar Lapland.
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 26 - Open vraag

............O..............WG......................LV.............WG.........................................................
Haar vader | wil | haar | een reis | geven | naar Lapland.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 27 - Open vraag

............O..............WG.....MV..........LV.............WG.........................................................
Haar vader | wil | haar | een reis | geven | naar Lapland.
Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen?

Slide 28 - Open vraag

............O..............WG.....MV..........LV.............WG................BWB...........
Haar vader | wil | haar | een reis | geven | naar Lapland.

Slide 29 - Tekstslide

Maak opdracht:

1, 4, 6, 7 en 9 van §5.7

Slide 30 - Tekstslide