Paragraaf 10.4: Translatie en eiwtisynthese

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C
1 / 20
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 1 - Sleepvraag

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng

Slide 2 - Quizvraag

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noemen we de niet coderende stukken in DNA?
A
introns
B
exons

Slide 4 - Quizvraag

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 5 - Quizvraag

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 6 - Quizvraag

Paragraaf 10.4: Translatie en eiwitsynthese

Slide 7 - Tekstslide

Translatie

  • In mRNA zijn 4 verschillende stikstofbasen (A, U, C, G)

  • Voor één aminozuur worden drie opeenvolgende nucleotiden gebruikt (triplet of codon)

  • Genetische code: de vertaling van nucleotidenvolgorde naar aminozuren met behulp van codons

Slide 8 - Tekstslide

Translatie

  • mRNA wordt afgelezen van 5'- naar 3'-uiteinde.

  • Elk eiwit start met het startcodon methionine, op mRNA AUG 5' naar 3'.

  • De codes UAA, UAG en UGA zijn stopcodons

Slide 9 - Tekstslide

Codon en drielettercodes
  • Codon  = triplet (3 basen bijv. ATT)

  • De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.

  • Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.


BINAS Tabel 71G

Slide 10 - Tekstslide

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden (onderin) vormen anticodon, binden aan codon mRNA

Slide 11 - Tekstslide

tRNA
Bijvoorbeeld:
  • codon voor Serine = AGC, 

  • worden gelezen door tRNA met anticodon UCG 

Slide 12 - Tekstslide

tRNA-molecuul

Slide 13 - Tekstslide

Ribosoom
  • twee delen

  • drie tRNA-bindingsplaatsen

  • mRNA-bindingsplaats

  • mRNA afgelezen van 5' naar 3'

Slide 14 - Tekstslide

DNA-replicatie en transcriptie altijd van 3' 
naar 5'- kant aflezen,
Translatie is van 5' naar 3-kant aflezen!!

Slide 15 - Tekstslide

Ribosomen

Slide 16 - Tekstslide

Ribosoom

Slide 17 - Tekstslide

Snel, veel eiwitten maken

Polyribosomen: clusters van ribosomen

Release-factor: bindt aan stopcodon in mRNA = loslaten aminozuurketen + ribosoom valt uiteen

Slide 18 - Tekstslide

Polyribosoom
  • Meerdere ribosomen binden hetzelfde mRNA.

  • Ribosoom klaar met translatie bij stopcodon, bindt direct weer bij startcodon.

  • Releasefactor zorgt dat aminozuurketen loslaat

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide