2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel (deel 1)

H2: Cel en leven
Deze les:
- Voorbereidingen osmose practicum
- Bouw DNA
- Transcriptie
- Translatie
- Oefenen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H2: Cel en leven
Deze les:
- Voorbereidingen osmose practicum
- Bouw DNA
- Transcriptie
- Translatie
- Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging het huiswerk?

Slide 2 - Woordweb

Doel en begrippen 2.4
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt

nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en dubbelstrengs DNA, chromosomen, RNA, genetische code, aminozuur, transcriptie, translatie, mRNA, triplet, codon, coderende streng, template-/matrijsstreng, startcodon, stopcodon

Slide 3 - Tekstslide

van DNA naar RNA naar aminozuurketen

Slide 4 - Tekstslide

Al onze lichaamscellen zijn ontstaan uit een bevruchte eicel door...
mitose en celdeling

Slide 5 - Tekstslide

Soms raken cellen beschadigd, bijv. bij een snijwond.
Door mitose en celdeling hersteld dat weer.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Dubbele helix-structuur 

Backbone van fosfaatgroep (PO4)afgewisseld met een suiker (desoxyribose)
DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 9 - Tekstslide

Vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G (baseparing)
De ene streng is complementair aan de andere
DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 10 - Tekstslide

Nucleotide: kleinste bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase


DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 11 - Tekstslide

De open fosfaatkant is de 5' kant, de open suikerkant is de 3' kant van het DNA

De complementaire strengen liggen tegenovergesteld.

DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 12 - Tekstslide

Moet je dit leren?

BINAS 71C

DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 13 - Tekstslide

Welke basen zitten in de complementaire streng van ATGGTT?

Slide 14 - Open vraag

Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.
De nucleotidevolgorde van dat stuk DNA is de code voor het maken van het eiwit.

Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. Er zijn 20 verschillende aminozuren (BINAS 67H1).



Slide 15 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt -> messenger RNA (mRNA).


Slide 16 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA is enkelstrengs

mRNA heeft een ribose als suiker

mRNA heeft Uracil ipv Thymine als base

Slide 17 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA wordt afgelezen van en complementair gemaakt aan de template-/ matrijsstreng 

tegenover de A wordt een U ingebouwd, tegenover T een A, bij C een G en bij G een C.


Slide 18 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Het mRNA is dus een 'kopie' van de ándere (complementaire) DNA streng: de coderende streng.

Slide 19 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
DNA wordt afgelezen vanaf de 3' kant naar de 5' kant.

mRNA wordt opgebouwd vanaf de 5' kant naar de 3' kant.
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 20 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Moet je dit leren?

BINAS 71E
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 21 - Tekstslide

Noteer het mRNA behorend bij de matrijsstreng 'ATGGTT'?

Slide 22 - Open vraag

RNA naar eiwit: translatie
Het mRNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het mRNA in steeds 3 basen tegelijk (triplet/ codon).

Slide 23 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 24 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Een tRNA molecuul met een anticodon en een gekoppeld aminozuur wordt door het ribosoom gekoppeld.
Het aminozuur wordt aan het vorige aminozuur gekoppeld en de lege tRNA wordt losgemaakt.

Slide 25 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Bij het aflezen van mRNA is de afleesrichting belangrijk!

mRNA wordt afgelezen van 5' naar 3' 

Slide 26 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Moet je dit leren?

BINAS 71J

Slide 27 - Tekstslide

Welke stopcodons zijn er?

Slide 28 - Open vraag

van RNA naar eiwit
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 29 - Tekstslide

Transcriptie en translatie

Slide 30 - Tekstslide

Opgave 4

Slide 31 - Tekstslide

Opgave 4
TTG-TCC-AAG-AAT-CCG-TAA

Slide 32 - Tekstslide

Opgave 4
TTG- TCC- AAG- AAT- CCG-TAA matrijsstreng


Slide 33 - Tekstslide

Opgave 4
TTG- TCC- AAG- AAT- CCG-TAA matrijsstreng

AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU mRNA
(officieel weet je niet waar het aflezen begint!!)

Slide 34 - Tekstslide

Opgave 4

Slide 35 - Tekstslide

Opgave 4
AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU (mRNA)

Geen AUG: geen startcodon
Geen UAA, UAG, UGA: geen stopcodon

Kijk ook van rechts naar links! De afleesrichting is niet bekend

Slide 36 - Tekstslide

Opgave 4

Slide 37 - Tekstslide

Opgave 4
AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU (mRNA)

Asn- Arg-   Phe-Leu -Gly  -Ile      (polypeptide)

Uitgaande van afleesrichting links -> rechts.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 15 september: osmose practicum voorbereiden

Maandag 19 september: opdracht 1 t/m 5 van 2.4
Bekijk de filmpjes op de volgende slides als je het lastig vindt!

Slide 42 - Tekstslide

Voorbereiding practicum Osmose (HW)
Schrijf in tweetallen het eerste deel van het verslag, met daarin:
- Theorie osmose bij planten (met afbeeldingen). Let op bronverwijzing!
- Onderzoeksvraag en hypothese
- Materiaal en methode

Inleveren in Classroom voor feedback (= nog geen beoordeling)


Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video