bijv nw en woordenschat

Hallo allemaal!
Ook al weten jullie het allang:

je                     mag op de grond


je                      graag op tafel!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal!
Ook al weten jullie het allang:

je                     mag op de grond


je                      graag op tafel!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag.....
- oefenzin werkwoordspelling

- check je kennis van werkwoordspelling en het lv: quizvragen

- woordsoorten: bijvoeglijk naamwoord 

- woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Oefenzin

Mijn konijn heeft mij gisteren vreselijk (krabben)................

Slide 3 - Tekstslide

Gisteren heb ik de hele kamer.....
A
gedweilt
B
gedweild
C
gedwijlt
D
gedwijld

Slide 4 - Quizvraag

Wie van jullie heeft met die pen.........?
A
gegooid
B
gooien
C
gegooidt
D
gegooit

Slide 5 - Quizvraag

Zij ............... je geloof ik niet zo aardig.
A
vind
B
vint
C
vin
D
vindt

Slide 6 - Quizvraag

Het publiek ......... gevraagd hard te klappen.
A
word
B
worden
C
wordt
D
wort

Slide 7 - Quizvraag

................ je broer zich ofzo?
A
verveeldt
B
verveeld
C
vervelen
D
verveelt

Slide 8 - Quizvraag

Waarom ...... jij je niet bij de rector?
A
meldt
B
melt
C
meld
D
melden

Slide 9 - Quizvraag

Stan ............ aan om de hond uit te laten
A
bied
B
biedt
C
bieden
D
biet

Slide 10 - Quizvraag

Het pretpark ....... ons wel veel geld.
A
koste
B
kosde
C
kosten
D
kostte

Slide 11 - Quizvraag

De paarden ........... rustig in de wei.
A
graasden
B
graazten
C
graazden
D
graasten

Slide 12 - Quizvraag

Het ............. kippetje was erg lekker.
A
gebraadden
B
gebraadde
C
gebraten
D
gebraden

Slide 13 - Quizvraag

De .............. opbrengst was 1000 euro.
A
verwachtte
B
verwachten
C
verwachte
D
verwachtten

Slide 14 - Quizvraag

De ............... kinderen waren onherkenbaar.
A
verkleedde
B
verkleden
C
verkleedden
D
verklede

Slide 15 - Quizvraag

De man kreeg een boek van de kerstman.
Wat is in deze zin het lv?
A
de kerstman
B
een boek
C
de man
D
kreeg

Slide 16 - Quizvraag

De kerstman leest een mooi kerstverhaal voor.
Wat is het lv?
A
kerstverhaal
B
een mooi kerstverhaal
C
de kerstman
D
leest

Slide 17 - Quizvraag

De kerstman rijdt op zijn arreslee.
Wat is het lv?
A
in deze zin geen lvw
B
zijn arreslee
C
de kerstman
D
arreslee

Slide 18 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord 
Een mooie fiets
Een groen hek
Het kleine meisje
Het gebraden kippetje
Het afgebrande huis
De verklede kinderen

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag:
Maken blz. 127 opdracht 26, 27 en 28

Hoe? 10 min. in stilte, daarna overleg.

Klaar? Nakijken

En dan? Woordzoeker maken.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen
woordzoeker af?

Dan maken blz. 129 opdracht 30

Slide 21 - Tekstslide