WRE 1HV - Cursus Grammatica - Meewerkend voorwerp

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Je hoeft je laptop niet te gebruiken.
timer
10:00
We starten met 10 minuten lezen. Pak je leesboek alvast.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Je hoeft je laptop niet te gebruiken.
timer
10:00
We starten met 10 minuten lezen. Pak je leesboek alvast.

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen
2. Herhalingszinnen
3. Uitleg: meewerkend voorwerp
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig werken
6. Afronden

Slide 2 - Tekstslide

  • Na deze les kan ik het meewerkend voorwerp in de zin vinden;
  • Na deze les heb ik §1, 3, 5 en 7 afgerond en nagekeken.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp,
het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp:
1. De kinderen lezen een boek over een schatzoektocht in het gras.
PV  =                                            OW =
WWG  =                                        LV =
2. Vorige week heeft hij een brief voor zijn vrouw geschreven.
PV =                                                OW =
WWG =                                           LV  =
Twee zinnen ontleden
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Het meewerkend
Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het meewerkend voorwerp is vaak een mens of een dier. Het mv komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' of met 'geven'.
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met het woordje aan, maar dat hoeft niet. 
voorwerp (mv)

Slide 5 - Tekstslide

Het meewerkend
  • Let op: niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!
  • Het mv is namelijk het antwoord op de vraag: aan of voor wie + wg + ow + lv?

    Wij hebben mijn neefje voor zijn verjaardag een bioscoopbon gegeven.
voorwerp (mv)

Slide 6 - Tekstslide

De ober heeft de menukaart aan de gasten gegeven. 
De ober / heeft / de menukaart / aan de gasten / gegeven. 
pv = heeft
wg = heeft gegeven
ow = de ober
lv = de menukaart
mv = aan de gasten

Slide 7 - Tekstslide

Oefenzin (in je schrift!)
De scheidsrechter heeft de verdediger een directe rode kaart gegeven. 
persoonsvorm (pv): 
onderwerp (ow):
zindeelstrepen: 
werkwoordelijk gezegde: 
lijdend voorwerp:
meewerkend voorwerp:
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Wat?
Cursus 5 Grammatica zinsdelen §9 Meewerkend voorwerp (mv)
Havo: opdracht 1 en 3 (blz. 220-221)
Vwo: opdracht 2 t/m 4 (blz. 220-221)
Hoe?
Maak de opdrachten zelfstandig in je schrift.
Hulp
Denk aan de 4 B's. Poster naast het bord.
Tijd
Tot de laatste vijf minuten van deze les.
Klaar?
- Kijk eerst je gemaakte opdrachten na (nakijkboekje op tafel naast bureau)
- Online oefenen in de online trainer (methode)
- Lezen in je leesboek
Zelfstandig werken

Slide 9 - Tekstslide

  • Na deze les kan ik het meewerkend voorwerp in de zin vinden;
  • Na deze les heb ik §1, 3, 5 en 7 afgerond en nagekeken.
Lesdoelen

Slide 10 - Tekstslide