Verkeer

• Verkeer
• Basisschool
• Groep 3

Verkeer 

Rood stoplicht 

Oranje stoplicht 

Groen stoplicht 

Als het stoplicht op groen staat, wat doe je dan?

1. Je mag doorrijden.
2. Als je nog kunt stoppen, moet je stoppen.
3. Je moet stoppen.

Als het stoplicht op oranje staat, wat moet je dan doen?

1. Je mag doorrijden.
2. Als je kunt stoppen, moet je stoppen.
3. Je moet stoppen.

Als het stoplicht op rood staat, wat moet je dan doen?

1. Je mag doorrijden.
2. Als je kunt stoppen, moet je stoppen.
3. Je moet stoppen.

Voertuigen

• Er bestaan heel veel soorten voertuigen 
• Een voertuig kan bijvoorbeeld:

           1. Varen

           2. Rijden

           3. Vliegen

            

Voertuigen

Tekens

In het verkeer kennen we veel afspraken. 

• Als die afspraken er niet zouden zijn, dan zouden er ongelukken kunnen gebeuren. 
• Deze afspraken herkennen we aan de tekens.
• Zo kun je veilig over straat lopen of fietsen.

Ook mensen kunnen laten zien als ze iets willen in het verkeer. Hoe denk jij dat ze dit op een goede manier doen?

1. Door met hun fietsbel te bellen.
2. Door andere te laten schrikken

Welk teken geeft Lis
op de fiets ?

1. Ze zwaait
2. Ze belt
3. Ze remt
4. Ze zingt

Wanneer gebruik
je een fietsbel?

1. Als je lawaai wilt maken
2. Als je een grapje uit wil halen
3. Als je iemand wil inhalen

Wat doet Lis op het
plaatje?

1. Ze steekt haar hand uit
2. Ze zwaait naar een vriend

Wanneer steek je je hand uit?

Zebrapad

Stopstreep

Haaientanden

Wat betekenen de strepen van het zebrapad?

1. Hier mogen auto's oversteken
2. Hier mogen voetgangers veilig oversteken

Wat betekent de stopstreep?

1. Je mag hier door rijden
2. Je moet hier stoppen

Wat betekenen de haaientanden op de weg?

1. Hier moet je het andere verkeer voor laten gaan
2. Hier mag jij veilig oversteken