H1 elektriciteit en H3 Krachten

Wat is het symbool voor stroomsterkte
A
A
B
I
C
U
D
S
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het symbool voor stroomsterkte
A
A
B
I
C
U
D
S

Slide 1 - Quizvraag

5 A =................. mA
A
5000
B
0.05
C
500
D
0.005

Slide 2 - Quizvraag

250 mA = ...............A
A
250 000
B
0.25
C
25000
D
2.5

Slide 3 - Quizvraag

1 A = 1000 mA

Slide 4 - Tekstslide

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 5 - Quizvraag

Een voltmeter plaats je altijd:
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 6 - Quizvraag

de stroommeter plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 7 - Quizvraag

In een serieschakeling is de stroom
A
overal even groot
B
na ieder lampje verandert de stroom
C
net zo groot als de spanning
D
kleiner dan de spanning

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)


Slide 10 - Tekstslide

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Slide 11 - Tekstslide

Samen de oplossing vinden
Gegeven    P=15 W= 0,015 kW
                       t=5 h
Gevraagd  E=?
Oplossing E=P x t = 0,015 kW x 5h = 0,075 kWh

Slide 12 - Tekstslide

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Slide 13 - Open vraag

Vermogen berekenen

Slide 14 - Tekstslide

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

Slide 15 - Open vraag

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Slide 16 - Open vraag

Aardlekschakelaar 

Slide 17 - Tekstslide

Aardlekschakelaar
  • Deze vergelijkt de stroom tussen de fase- en nul-draad. 
  • Is deze groter dan   30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het symbool van Vermogen?
A
U
B
I
C
P
D
R

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verbruik van een lamp die 2 uur brand? Het vermogen van de lamp is 20 W.
A
0,4 kWh
B
20 kWh
C
4 kWh
D
0,04 kWh

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Spanning?
A
Ohm
B
Volt
C
Ampere
D
Joule

Slide 21 - Quizvraag

Wat doet een aardlekschakelaar
A
Schakelaar die iets uit of aan zet.
B
Schakelt de stroom uit van een groep zodra er ergens stoom lekt.
C
Daarmee kan je meten hoeveel stroom er in de aarde zit.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 22 - Quizvraag

Soorten KRACHTEN
- Zwaarte kracht
- Spierkracht
- Veerkracht
- Spankracht
- Magnetische krachten
Fz=m.g

Slide 23 - Tekstslide

Een zak aardappels van 50 kg heeft een gewicht van ........ N
A
250
B
500
C
200
D
400

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Krachten in dezelfde richting....
A
Trek je van elkaar af
B
Tel je bij elkaar op

Slide 27 - Quizvraag


Slide 28 - Open vraag