In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel: je weet welke tekststructuren er zijn en je kan ze herkennen in een tekst.
- Teruggeven observaties proeftoets
- Terugblik
- Voorkennis ophalen
- Opdr. 2 en 4 Lezen H1 maken
- debatten
Slide 2 - Tekstslide
Observaties proeftoets
genoeg opschrijven
Vergeet bij een oorzaak gevolg niet op te schrijven wat je aan het doen bent
als is een signaalwoord van een voorwaarde -> geen enkel ander tekstverband.
signaalwoorden + tekstverbanden goed kennen -> leer het schema uit je hoofd
Onderwerp is één woord of een woordgroep -> geen persoonsvorm
Onderwerp is belangrijkste, waarover gaat de tekst -> geen voorbeelden
Woordenschat gaat al redelijk goed!
Let op spelling en interpunctie (hoofdletter aan het begin en punt aan het einde).
tempo
Tip: herhaal bij formuleringsvragen de vraag in het antwoord. Als ik vraag naar een argument, schrijf dan op: het argument, dat de schrijver in alinea... geeft is ........
onleesbaar betekent fout.
Slide 3 - Tekstslide
Vul de juiste leestekens in: Mijn moeder vraagt Wil je ook je eigen lunchpakket meenemen
Slide 4 - Open vraag
Het _________ (gebeuren) regelmatig dat jij te laat op school komt.
Slide 5 - Open vraag
Welk verband herken je in de volgende zin:
Om de eindronde te bereiken zullen we de komende twee wedstrijden echt moeten winnen.
A
Doel-middel
B
oorzakelijk
C
redengevend
D
toegevend
Slide 6 - Quizvraag
Welk verband herken je in de volgende zin:
Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had.
A
Doel-middel
B
oorzakelijk
C
redengevend
D
toegevend
Slide 7 - Quizvraag
Welk verband herken je in de volgende zin:
Als je nu meteen vertrekt, kun je nog op tijd komen voor het concert
A
vergelijkend
B
voorwaardelijk
C
toegevend
D
redengevend
Slide 8 - Quizvraag
Welk verband herken je in de volgende zin:
Ik ga toch naar hockey, ook al zei ik dat ik ziek was.
A
vergelijkend
B
voorwaardelijk
C
toegevend
D
redengevend
Slide 9 - Quizvraag
Welke tekststructuren ken je?
Slide 10 - Woordweb
Welke tekstdoelen zijn er?
Slide 11 - Woordweb
Wat is een kernzin en waar vind je die?
Slide 12 - Open vraag
Stucturerende zin
Een structurenende zin sluit iets af of kondigt iets aan.
Bijvoorbeeld:
Hieronder worden drie voordelen uiteengezet.
Zojuist hebben we de nadelen besproken.
Vaak staan deze zinnen aan het eind of aan het begin van een alinea.
Slide 13 - Tekstslide
Voorkennis ophalen
Vingers omhoog!
Wie gaat er wel eens naar Ikea?
Wie heeft er in zijn/haar kamer Ikea-producten staan?
Slide 14 - Tekstslide
Opdr. 2 en 4 Lezen H1 maken
- Blz. 14-15
- Maak de opdr. 2 in twee- of drietallen
- Klaar? Opdr. 4 maken
- Huiswerk: opdr. 2 en 4 af
Slide 15 - Tekstslide
Wil je meer uitleg over tekststructuren of weet je wat tekststructuren zijn en kan je ze herkennen?