In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom V2T
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Dagopening
Lezen
Huiswerk bespreken Fictie 22
Ruimte in verhalen
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Opdrachten bespreken
Opdracht 5 t/m 9
Slide 4 - Tekstslide
De tijd die voorbijgaat in een verhaal wordt de vertelde tijd genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Een verhaal wordt van het begin tot het eind verteld, zonder sprongen terug in de tijd.
A
chronologisch
B
niet-chronologisch
Slide 6 - Quizvraag
Quizvraag 2: De vertelde tijd van een verhaal geef je weer in:
A
uren, dagen, jaren…
B
regels, pagina’s
Slide 7 - Quizvraag
Als er een stuk tijd in het verhaal wordt overgeslagen noem je dat een...
A
Tijdsprong
B
Tijdversnelling
C
Tijdvertraging
D
Tijdverdichting
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen,
vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen
de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt
vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt
verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.
Slide 9 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met de vertelde tijd in een verhaal?
A
Hoe lang het duurt voordat je een verhaal verteld hebt.
B
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt, dus nu, vroeger of toekomst.
C
De tijd die voorbijgaat in een verhaal.
Slide 10 - Quizvraag
Doel
Je leert hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijvingen
Slide 11 - Tekstslide
Wat wordt er denk je bedoeld met de ruimte in een verhaal?
A
de ruimte
B
de plek waar het afspeelt
C
de marges in het verhaal
D
het aantal bladzijdes
Slide 12 - Quizvraag
Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt
B
voorwerpen, geluiden en culturen
C
tijdperk, weer en seizoenen
D
gedachten, gevoelens en uiterlijke kenmerken
Slide 13 - Quizvraag
Aan het werk
Lees blz 94 goed en maak daarna opdr 1 t/m 4. Je hebt hier ongeveer 15 minuten voor. Je mag zachtjes overleggen met je buur. Ben je klaar, ga nog even lezen in je leesboek.
Slide 14 - Tekstslide
Welke ruimte past hierbij: een riddergevecht
Slide 15 - Open vraag
Welke ruimte past hierbij: een romantisch diner
Slide 16 - Open vraag
De ruimtebeschrijving is:
A
Overeenkomend met het verhaal
B
Contrasterend met het verhaal
Slide 17 - Quizvraag
Wat voor soort ruimtebeschrijvingen geeft de schrijver van Bruiloft aan zee?