Di 13 april Grammatica

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen
Je bouwt met stukjes informatie een zijn. Een zin die steeds langer wordt. Je noemt deze stukjes zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit een woord bestaan. Vaak telt een zinsdeel meerdere woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt zinnen verdelen in zinsdelen.
  • Je kunt het volgende zinsdeel benoemen: persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen (2)
  • Vervang het vraagwoord door een antwoord.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
Wie (Kees) | heeft | een cadeau | voor Carolien | gekocht?

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen (1)
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

Slide 5 - Tekstslide

doel van de les
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen
Ik kan zinnen maken door zinsdelen toe te voegen

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Wat is een zelfstandig naamwoord?

Kun je voorbeelden noemen?

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Voorbeeld: de kamer

Je kan een zelfstandig naamwoord verkleinen:

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Lidwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord
A
Vertrekken
B
Koerier
C
Geweldig
D
Manager

Slide 15 - Quizvraag

Dus is een zelfstandig naamwoord
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de ,het, een
B
namen van: mensen, dieren, dingen, planten en eigen namen
C
bijvoeglijke naamwoorden
D
geen idee

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een
zelfstandig naamwoord?
A
met
B
de
C
voorlichtingsavond
D
meedoen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 20 - Quizvraag


Een zelfstandig naamwoord...
A
is altijd met een hoofdletter
B
is een mens, dier, plant, ding of gevoel
C
heeft altijd een lidwoord
D
heeft altijd een meervoud

Slide 21 - Quizvraag

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk voor do
S.O . Grammatica
Leren blz. 190 t/m 195

Slide 23 - Tekstslide