Analyse 'Het huwelijk'

Het huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd
in d'oogen van zijn vrouw de vonken uit kwam dooven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.

Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard
en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeeren,
hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.

Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tňch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wasschen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in eenig ander land.

Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood.

Rotterdam 1910



Willem Elsschot (1882-1960)

Uit: Verzameld werk
Uitgever: P.N. van Kampen en Zoon N.V., 4e druk, Amsterdam 1960
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd
in d'oogen van zijn vrouw de vonken uit kwam dooven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.

Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard
en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeeren,
hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.

Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tňch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wasschen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in eenig ander land.

Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood.

Rotterdam 1910



Willem Elsschot (1882-1960)

Uit: Verzameld werk
Uitgever: P.N. van Kampen en Zoon N.V., 4e druk, Amsterdam 1960

Slide 1 - Tekstslide

Het huwelijk -2-
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tňch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wasschen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in eenig ander land.

Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood.

Rotterdam 1910



Willem Elsschot (1882-1960)

Uit: Verzameld werk
Uitgever: P.N. van Kampen en Zoon N.V., 4e druk, Amsterdam 1960

Slide 2 - Tekstslide

Het huwelijk -3-
Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood.

Rotterdam 1910



Willem Elsschot (1882-1960)

Uit: Verzameld werk
Uitgever: P.N. van Kampen en Zoon N.V., 4e druk, Amsterdam 1960

Slide 3 - Tekstslide

Wat is je eerste indruk van dit gedicht?

Slide 4 - Woordweb

'tijd' en 'spijt' in de eerste strofe rijmen. Dit is
A
slepend rijm
B
vrouwelijk rijm
C
mannelijk rijm

Slide 5 - Quizvraag

Welke alliteraties zie je in dit gedicht?

Slide 6 - Open vraag

Welke assonaties zie je in het gedicht?

Slide 7 - Open vraag

'de nevel van de tijd' is prachtige beeldspraak. Het is een
A
metafoor in engere zin
B
vergelijking met 'van'
C
metonymia
D
synesthesie

Slide 8 - Quizvraag

'En hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard' is een:
A
hyperbool
B
ambiguïteit
C
vergelijking met als

Slide 9 - Quizvraag

Dit gedicht is geen sonnet. Tóch zit er een prachtige wending in het gedicht. Deze wending zit:
A
tussen de eerste en tweede strofe
B
tussen de vijfde en zesde strofe
C
tussen de derde en vierde strofe
D
tussen de vierde en vijfde strofe

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide