H4/H5: herhalen pers. en bez. vnw., uitleg aanw. en vr. vnw.

- Nakijken opdr. Gram. H4: 9, 12 en 13
- Uitleg aanwijzend en vragend voornaamwoord
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken opdr. Gram. H4: 9, 12 en 13
- Uitleg aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt in een zin de volgende woordsoorten benoemen:
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoord (hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord)
- voorzetsel
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
Nieuw: aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Maak een zin met volgend bouwplan:
vz - lw - bnw - znw | zww| lw - bnw - znw.

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 4 - Open vraag

Maak een zin met een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 5 - Open vraag

Nakijken opdr. 9 (Gram. H4)
  • 1 zij, ons
  • 2 zij, ze, jullie
  • 3 u, ons, hem
  • 4 het, mij, hen
  • 5 hem
  • 6 ik, hun

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdr. 12 (Gram. H4)
  • 1 jouw, de mijne
  • 2 jullie
  • 3 De mijne
  • 4 uw
  • 5 ons
  • 6 hun, de onze

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdr. 13 (Gram. H4)
  • 1 Heb je je telefoon opgeladen?
  • 2 Jullie moeten beter jullie best doen.
  • 3 De docent hielp ons met ons huiswerk.

Slide 8 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
(aantekening - staat niet in je boek)
Die mobiele telefoon heb ik ook!
Waarom heb je voor deze schoenen gekozen?
Theo wil ook zo'n Playstation.

Een aanwijzend voornaamwoord wijst naar een ander woord verderop in de zin.
Woorden: die, deze, dit, dat, zo'n, zulke

Slide 9 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
(aantekening - staat niet in je boek)
Wie heeft er een scheet gelaten?
Wat ga jij vanavond aantrekken?
X NIET: Waarom is een banaan krom?

Een vragend voornaamwoord vraagt naar een mens, dier of ding.
Woorden: wie, wat, welk(e), wat voor een

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Oefenstencil alle woordsoorten
- Bijwoord mag je overslaan
- NIET benoemen:
1: x                 6: vandaag / geen
2: en             7: morgen / extra / netjes 
3: niet
4: goed
5: samen

Slide 11 - Tekstslide